zondag 19 april 2015

Nedinsco Primo




Nederland heeft geen grote traditie als het om het produceren van camera's gaat. Enkele uitzonderingen daargelaten bestaat het merendeel uit box-camera's,  eenvoudig en goedkoop, met name uit de periode vlak na de Tweede Wereldoorlog. Er is maar één bedrijf dat zich serieus met kleinbeeldcamera's heeft beziggehouden. Dat was Nedinsco uit Venlo met als bekendste camera de Nedinsco Primo uit 1959.

Het is niet helemaal toevallig dat in de 20e eeuw de landen met een uitgebreide oorlogsindustrie ook toonaangevend waren in de fotografie. Optische apparatuur was noodzakelijk als ondersteuning van strategische wapens. Camera's voor de gewone consument waren vaak maar een bijproduct van die optische industrie.
Nederland voerde een strikte neutraliteitspolitiek en van optische industrie was nauwelijks sprake.
De Nedinsco Primo vond indirect zijn oorsprong in de oorlogsindustrie, maar wel via een lange omweg.

De Nederlandse Instrumenten Compagnie werd in 1921 opgericht als 'geheime' dochteronderneming van Carl Zeiss in Jena. Door het verdrag van Versaille mocht Duitsland na de Eerste Wereldoorlog zelf geen strategische goederen meer produceren en dat gold ook voor bepaalde optische apparatuur. Met een filiaal in Venlo, vlak bij de Duitse grens, werd die bepaling handig omzeild.
De productiemiddelen kwamen uit Duitsland. Het ontwerp van de nieuwe fabriek, in Bauhaus stijl, ook. Dat was van Hans Schlag, de huis-architect van Zeiss. Het meest kenmerkend aan het gebouw was de meer dan 35 meter hoge toren. Die was uitermate geschikt om periscopen en richtkijkers te testen.

Na de Tweede Wereldoorlog kwam het bedrijf in Nederlandse handen en ging zelfstandig verder. Het bestaat nog steeds als producent van optische systemen maar niet meer in de oorspronkelijke fabriek. Die is in 2007 verlaten. Inmiddels is het gebouw gerestaureerd en heeft verschillende andere bestemmingen gekregen.

Naast de productie van optische- en meetinstrumenten heeft Nedinsco zich eind jaren '50 ook even bezig gehouden met de productie van camera's. De eerste poging, in 1957, heette Argus, een kopie van de Color-Ideal 35 van Camera Werk Adolf Gerlach uit Wuppertal. Een eenvoudige kleinbeeldcamera met een 1:3.5 45 mm lens en een sluiter met drie tijden, 1/25e 1/50e en 1/100e, en B. Het werd geen groot succes, de productie werd gestopt na zo'n 500 exemplaren.


Eind 1958 kwam de Nedinsco Primo op de markt, ook geen al te geavanceerde camera maar wel een stuk succesvoller. Er werden er uiteindelijk 12000 van gemaakt.
Het ontwerp van de Primo was gebaseerd op een andere Duitse camera, de Steinette van Steiner-Optik uit Bayreuth maar de vormgeving was wat hoekiger. Bovendien was de Primo voorzien van sneltransport en een blokkering tegen dubbelopnames. De lens was weer een 1:3.5 45 mm, waarschijnlijk dezelfde als van de Argus, en de reeks sluitertijden was uitgebreid met 1/200e seconde.

In Focus nummer 1 van 1959 werd de camera besproken. De redactie was verheugd dat er weer een Nederlandse camera op de markt was verschenen die bovendien, door het besparen van invoerrechten, zeer gunstig geprijsd was. De camera werd dan ook van harte aanbevolen aan beginners en jongeren voor wie de kleinbeeldfotografie, door de lage prijs, nu nog eerder binnen bereik kwam.
Met een prijs van ƒ 59.50 was de Primo de goedkoopste kleinbeeldcamera op de Nederlandse markt, twintig gulden goedkoper dan de dichtstbijzijnde concurrent.

De allereerste exemplaren hadden een centraal accessoireschoentje bovenop de camera. Bij latere modellen was het verzonken en meer naar links geplaatst. Het exemplaar dat in Focus werd besproken was al met verzonken schoentje, net als de Primo die afgebeeld werd in de advertenties later dat jaar. Aanvankelijk waren de lenzen niet genummerd, ook dat kwam pas later, net als de variant met grijze in plaats van zwarte bekleding. 


Heel elegant was de camera niet. Het camerahuis was weliswaar vrij compact maar de ombouw van de lens was in verhouding vrij groot en in de vorm van een kubus met schuin afgesneden hoeken. Daardoor was er weinig ruimte om de camera goed vast te houden.
De ontspanknop was dun en lang. Dat was nodig omdat de beweging van deze knop via een hefboom over te brengen op de sluiter. Het scharnierpunt van deze hefboom zat voorbij de aansluiting met de sluiter waardoor de beweging nogal lang en zwaar was.
Het inleggen van film moest via de onderkant. Nadat de bodemplaat los was genomen kon de film in een losse opwikkelspoel gestoken worden. Het geheel kon dan weer voorzichtig in de camera worden gedaan waarbij er op gelet moest worden dat de film voor de aandrukplaat kwam. Bij het schoonmaken kwam ik nog een snippertje film tegen achter die aandrukplaat. Dat was dus bij een vorige gebruiker van deze camera wel eens mis gegaan.
Als alles op zijn plaats zat moest de filmteller op 0 gezet worden waarna de camera gereed was om te fotograferen.

Voor het zover was had ik de sluitertijden gecontroleerd en die kwamen geen van alle overeen met de opgegeven waarden. De langere tijden,1/25e en 1/50e seconde, kwamen beide in de buurt van 1/40e, de snellere tijden, 1/100e en 1/200e kwamen niet boven 1/60e seconde uit. Het leek mij zinvol om de sluiter eerst schoon te maken voor ik er een film in deed.

De frontlens was vrij eenvoudig te demonteren. De ring met afstanden zat vast met drie kleine schroefjes. Nadat die los was kon het eerste lenselement losgedraaid worden. Dit deel had dubbel schroefdraad, goed om te weten als je de lens weer exact op dezelfde manier teug wilt zetten.
De afdekplaat daaronder zat vast met twee schroefjes, de sluitertijdenring zat alleen vast met taai geworden smeermiddel. Het geheel zat sowieso goed in de drek.


Het tweede lenselement heb ik losgedraaid met een stalen lineaal. Dat was misschien niet het meest ideale gereedschap hiervoor maar het werkte wel. Daarna was het even zoeken tot ik ontdekte dat de lensombouw min of meer los zat. Eén klein puntje onderop hield het geheel op zijn plaats. Met voorzichtig duwen en wrikken kreeg ik het geheel voorbij het flitscontact en diafragmaschuifje. De diafragmaschaal had ik om beschadiging te voorkomen maar even losgehaald.


De sluiter en het camerahuis waren met elkaar verbonden via een tussenstuk dat aan beide kanten met vier schroeven vast zat. Deze schroeven zaten recht tegenover elkaar. Daar was dus met een gewone schroevendraaier niet bij te komen. Met de achterkant van een afbreekmesje in een tangetje lukte dit wel en daarna lag de sluiter open. Vol met vuil en vet.
Ik wilde verder niet teveel los halen dus ik heb het maar in zijn geheel in de wasbenzine gelegd. Daarna alles voorzichtig schoongeborsteld. Het vet op de diafragmalamellen heb ik met een wattenstaafje weggehaald.


De sluiter bleek een stuk eenvoudiger dan ik verwacht had. De dubbelopnameblokkering gaf de suggestie dat  de sluiter  tijdens het transporteren gespannen werd. Dat was niet zo. Het spannen gebeurde pas tijdens het indrukken van de ontspanknop. De snelheid waarmee de sluiter daarna terug schoot werd bepaald door een veer. De verschillende sluitertijden werden bereikt door die veer meer of minder ruimte te geven. Dat leek mij niet zo heel nauwkeurig en betrouwbaar. Dat bleek ook wel nadat alles weer in elkaar zat. De sluitertijden varieerden nu van 1/30e in plaats van 1/25e seconde via 1/40e en 1/50e naar 1/60e in plaats van 1/200e. Dat was nog ver van de oorspronkelijke bedoeling maar iets nauwkeuriger dan voor het schoonmaken. Misschien dat de variatie groter was toen de camera nieuw was maar het leek mij voorlopig voldoende voor een eerste test.

De gebruiksaanwijzing adviseerde om film van minimaal 17/10º DIN te gebruiken. Ik had nog wat T-max 100 (21/10º DIN) liggen dus dat leek mij wel geschikt. Het was die dag bewolkt. Het inleggen van de film ging door de verschillende losse onderdelen een beetje onhandig maar verder sprak alles vanzelf. Sluitertijd en diafragma kiezen en dan de afstand instellen. Dat laatste kan in principe heel nauwkeurig, de frontlens heeft een slag van bijna 360 graden vanaf oneindig tot de kortste instelafstand van 1.20 meter. Die afstand moet je dan wel zelf schatten, de enige controle die je verder hebt is het negatief.


Het eerste wat mij opviel na het ontwikkelen van de film was de spatiëring van de negatieven. Aan het begin van de film vrij krap, verderop steeds ruimer. Ik begreep meteen wat de redactie van Focus bedoeld had met 'het opwikkelsysteem voor de kleinbeeldfilm is heel eenvoudig gehouden'. Eenvoudiger, en goedkoper, kon niet.
De opwikkelspoel heeft een omtrek van 72 mm, bij elke transportslag werd deze een halve slag gedraaid waardoor de film verder werd getrokken. In het begin net 36 mm maar bij het opwikkelen van de film werd het geheel steeds dikker waardoor de afstand steeds groter werd. Zo groot dat de laatste strook van vijf beelden de lengte had van zes negatieven. Uiteindelijk kon ik maar 35 foto's op een rolletje van 36 maken.
Van verdere filmgeleiding was geen sprake zodat er verticaal nogal wat speling was. Bij sommige negatieven kwam de perforatie in beeld. Daar stond tegenover dat er veel meer op het negatief stond dan de zoeker aan gaf. De perforatie viel dus ruim in deze marge.


Ik was wel benieuwd naar de optische prestaties van de lens. Voor de redactie van Focus waren de resultaten van wekenlange tests alleszins bevredigend. 'Wanneer men de grootste opening als reserve bewaart, zal men bij normale opnamen met f/5,6 en f/8 over de resultaten zeker tevreden zijn.'
Ik vond de negatieven redelijk wollig, bij f/5,6 en f/8 en ook bij diafragma f/11. Aan de randen en in de hoeken werd de kwaliteit nog minder, 'de voor deze lens normale kleine foutjes' volgens Focus. Lichtafval in de hoeken zal daar ook wel bij gehoord hebben.
Vanwege de beperkte sluitertijden kon ik niet heel veel kanten uit bij redelijk constant (grijs) licht. Voor de zekerheid heb ik vooral op de snelste tijd gefotografeerd met het oog op bewegingsonscherpte en de zware sluiter.


De Nedinsco Primo is vooral leuk omdat het een Nederlandse camera is. Misschien dat een aantal beperkingen typisch is voor dit exemplaar. Ik heb geen idee wat het ding allemaal heeft meegemaakt in de afgelopen 55 jaar, bovendien heb ik er zelf ook nog aan zitten knutselen. Het was natuurlijk een goedkope camera, zowel qua ontwerp als constructie, misschien verwachtte ik er wel te veel van. Ik ben het overigens wel eens met de redactie van Focus dat de leren paraattas er bijzonder aantrekkelijk uitziet.












maandag 13 april 2015

Polaroid 1000 / 2000 / 3000



Er is een periode geweest dat je voor €1 een Polaroid 1000 kon kopen. Dat was niet duur, maar dan had je ook een camera waar je bijna niets meer mee kon. Neerzetten en naar kijken. Polaroid was gestopt met het maken van SX-70 film en een alternatief was er niet.
Die tijd is voorbij. Polaroid is inmiddels twee keer failliet gegaan en bestaat alleen nog als lege merknaam maar in de oude fabriek in Enschede wordt opnieuw film gemaakt. Nu onder de naam Impossible en ook voor SX-70 camera's.
Op rommelmarkten en in kringloopwinkels wordt inmiddels veel meer dan €1 voor een Polaroid 1000 gevraagd en op internet liggen de prijzen vaak al boven de €25.

SX-70 was de eerste integraal-film voor direct klaar foto's. Een film die in zichzelf ontwikkelde zonder gedoe met temperatuurafhankelijke ontwikkeltijden, geknoei met lekkende ontwikkelpasta en losse negatieven. Dat was in 1972 een grote innovatie ten opzichte van de bestaande instant-films. Ook de bijbehorende camera, die net als de film SX-70 heette, was bijzonder innovatief. Hij leek in niets op bestaande camera's. Het was een inklapbare spiegelreflexcamera met belichtingsautomaat. Makkelijk in het gebruik en dankzij een handvol accessoires toch breed inzetbaar. In een mooie promotiefilm van Charles en Ray Eames werden alle voordelen van dit nieuwe systeem uitgebreid belicht.

Hoe mooi, geavanceerd en innovatief het systeem ook was, het was niet goedkoop. Polaroid foto's waren veel duurder dan conventionele afdrukjes en de SX-70 spiegelreflexcamera's vereisten ook een redelijke investering. Om instant-fotografie voor een groter publiek bereikbaar te maken kwam Polaroid eind jaren '70 met een serie eenvoudige camera's voor SX-70 film, niet inklapbaar, niet zo geavanceerd en niet zo duur.


Aanvankelijk bestond deze serie uit 3 verschillende camera's, Model 1000, 2000 en 3000, in Amerika de OneStep, Pronto! en Pronto! RF. Later kwam daar nog de Sonar 5000 Autofocus bij, of Pronto! Sonar OneStep. Dit was veruit de lelijkste van de vier maar wel de meest geavanceerde. De camera was voorzien van sonar-gestuurde autofocus. Een uniek systeem maar het ging wel ten kostte van de elegante vormgeving van het camerahuis.
Alle varianten van de niet opvouwbare SX-70 camera's zijn technisch gelijk aan één van deze vier basismodellen, verschil is er alleen in uiterlijke details en kleurstelling.


Model 1000 was het goedkoopst en kostte, in 1978, f 89. Dat was een aanzienlijk verschil ten opzichte van de SX-70 Alpha die voor f 399,- in de prijslijst stond. De film was voor beide types camera gelijk en bleef duur, f 20,- voor een film-pack met 10 opnames, twee gulden per foto. Maar de prijs van de nieuwe camera's maakte instant-fotografie bereikbaar voor een groot publiek. Model 1000 was in 1979 de meest verkochte camera ter wereld.

De Polaroid 1000 was van zwart kunststof met een wit front. Over dat front liep een streep in regenboog kleuren. Het gaf de camera iets vriendelijks. De ontspanknop was rood of groen. De enige andere knop op de camera was voor belichtingscorrectie in extreme situaties. Verder hoefde je niets in te stellen. De belichting werd automatisch bepaald, de sluiter was elektronisch. Scherpstellen was ook niet nodig, volgens de gebruiksaanwijzing was alles scherp vanaf 1.2 meter.

De lens van 103 mm had een maximale opening van f/14.6, niet bijzonder lichtsterk maar daardoor wel met een grote scherptediepte. Het meest bijzondere aan de lens was dat Polaroid enorm veel geld in de ontwikkeling er van had gestoken met als doel zo laag mogelijke productiekosten. Uiteindelijk resulteerde dat in een lensje van kunststof dat bestond uit maar één element. Kunststof was veel goedkoper dan glas en bovendien konden daarin vormen gecreëerd worden die in glas niet mogelijk waren.


Naast Model 1000 waren er ook nog twee camera's leverbaar met een betere lens. Model 2000 en model 3000, respectievelijk f 109,- en f 175,-. De lens was nog steeds van kunststof maar bestond uit 3 elementen, brandpunt 116 mm f/9,4, kleurgecorrigeerd en voorzien van coating. 
Dit objectief was een stuk lichtsterker waardoor de scherptediepte een stuk kleiner was. Daardoor was een foto niet meer automatisch overal scherp maar werd het noodzakelijk om de juiste afstand in te stellen. Bijkomend voordeel was dat de sluitertijden korter werden waardoor de kans op bewegingsonscherpte kleiner werd.
Bij model 2000 moest je zelf de afstand bepalen en instellen. Dat kon vanaf 0.9 m tot oneindig. Model 3000 was voorzien van een gekoppelde meetzoeker. Die meetzoeker zat verticaal omdat er anders geen plaats voor was.
Beide camera's waren volledig zwart, zonder regenboogstreep en zagen er daardoor een stuk serieuzer uit dan de 1000. Als extra was de draagriem in lengte verstelbaar. De 2000 bestond zowel in een versie met groene als met rode ontspanknop. Model 3000 heb ik tot nu toe alleen maar met een groene knop gezien.


De niet opvouwbare SX-70 camera's waren vooral bedoeld als point-and-shoot camera en dus waren er weinig extra accessoires leverbaar. Bovenop zat een flitsaansluiting. Aanvankelijk was dat voor een Flash-bar, een langwerpig flitsblok met 2 x 5 lampjes, dat ook al voor de SX-70 Alpha gebruikt werd. Later kwam er een elektronische flitser beschikbaar, de Polatronic 1, speciaal ontworpen voor op de Polaroid 1000.

Dan was er nog de accessoire kit 186 met zelfontspanner, draadontspanner, een adapter om de zelfontspanner of draadontspanner op de camera te monteren en een statief-adapter. De adapter voor de draad- en zelfontspanner was een kunststof constructie die over de ontspanknop geklemd moest worden. Die knop kon dan via een hefboompje ingedrukt worden. De statiefadapter kon vastgeklemd worden in de groef in de bodem van de camera. Beide extra's maakten een wat kwetsbare indruk, het voelde nogal 'plastic' aan, maar ze gaven wel net iets meer mogelijkheden.


Ik had na een recente verhuizing de doos met mijn Polaroid-camera's weer eens in handen en dat was een mooie gelegenheid om alles eens te ordenen. Bovendien was ik twee doosjes Impossible film tegengekomen, één kleur en één zwart-wit, beide uit 2011. Ooit gekocht om te proberen maar dat was er nog niet van gekomen. En nu was het eigenlijk te laat. Kleur deed helemaal niets en zwart-wit deed het maar voor de helft, vooral de linker helft.


Aan de hand van het ontwikkelde deel van de foto's was nog wel te zien dat de lens van de 1000 een stuk minder presteerde dan die van de 2000.
Het eerste wat aan de foto uit de 1000 opviel was een flinke kussenvormige vertekening. De fixed-focus lens was het scherpst op een afstand van zo'n 4 meter. Op 1.2 meter was het beeld  aardig wollig en ook oneindig viel buiten het scherptediepte bereik. Naar de hoeken liep de beeldkwaliteit nog wat verder terug.
De triplet van de 2000 vertekende een stuk minder, bovendien leek het hele beeld een stuk scherper, zelfs op oneindig, terwijl ik scherpgesteld had op 2 meter. Het kwaliteitsverschil in de hoeken leek mij ook een stuk minder. Ook het contrast leek beter maar voor een definitief oordeel waren de foto's te slecht.

Testfoto gemaakt met Polaroid 1000

Testfoto gemaakt met Polaroid 2000

Het is misschien wat voorbarig om op basis van een paar halve foto's al te grote conclusies te trekken maar de 2000 en 3000 zijn betere camera's dan de 1000. De 1000 is leuk en heeft als grootste voordeel dat je niets fout kan instellen. Je kan helemaal niets instellen.
De 2000 en 3000 hebben een betere lens maar je moet wel de juiste afstand instellen. De 3000 is met zijn meetzoeker dan net iets in het voordeel. Als je veel wilt fotograferen en je een 'echte' SX-70 te duur vindt dan is de 2000 of 3000 een aardig alternatief. 

Model 1000 is veel bekender en wordt veel vaker aangeboden op internet. Het is opvallend dat er vaak meer voor wordt gevraagd, en betaald, dan voor de veel minder gangbare 2000 of de 3000 die nog zeldzamer is. Misschien omdat de 1000 er wat vrolijker uit ziet, het is sowieso één van de bekendste Polaroid camera's.

Heel goedkoop kom je ze zelden meer tegen maar soms zit het mee. De 2000 waarmee ik de testfoto's gemaakt heb kostte €1, maar dat was op een rommelmarkt in Frankrijk.
De test was maar gedeeltelijk geslaagd, vooral vanwege de te oude film. Inmiddels heeft Impossible een nieuwe zwart-wit film voor SX-70 camera's aangekondigd, B&W 2.0. Die moet ik binnenkort dan maar eens gaan proberen. Aan de camera lag het in ieder geval niet.