vrijdag 21 juni 2013

Zeiss Ikon Box-Tengor 56/2




Een betere boxcamera dan de Box-Tengor van Zeiss Ikon ben ik nog niet tegengekomen. Fotograferen met een box is fotograferen met beperkingen en dat geldt net zo goed voor de Box-Tengor, ook al heeft deze iets meer mogelijkheden dan gemiddeld, het blijft een box. Maar wel een box die zich onderscheidt door een opvallend goede lens, de Goerz Frontar.

De Frontar is een objectief dat bestaat uit twee delen, een positieve lens van kroonglas en daaraan vastgekit een negatieve lens van flintglas. Beide lenzen zijn zo geslepen dat zij een groot deel van elkaars fouten corrigeren. Niet alle lensfouten worden op deze manier optimaal gecorrigeerd maar door het in verhouding kleine diafragma van F11 zijn de meeste niet meer storend. Het diafragma zit bovendien een stukje achter de lens zodat storende reflecties de film niet kunnen bereiken. Dit alles maakt dat foto's gemaakt met de Box-Tengor nog redelijk scherp en brilliant zijn, zeker ten opzichte van foto's met andere box-camera's die het vaak met een eenvoudige ongecorrigeerde meniscuslens moeten doen.

In het midden van de jaren '20 bestond de camera-industrie in Duitsland uit talrijke, meestal kleine, fabriekjes die elkaar met een breed assortiment camera's beconcurreerden. In 1926  fuseerden 4 camerafabrikanten, zelf vaak ook al het resultaat van een fusie, met de lenzenfabrikant Carl Zeiss tot Zeiss Ikon. Het doel was om zo een sterkere marktpositie te creëren, onderlinge concurrentie te voorkomen en voor Carl Zeiss een vaste afzetmarkt te garanderen. Dat laatste lukte maar de verschillende onderdelen bleven elkaar binnen het concern met hun eigen assortiment beconcurreren, voortaan onder dezelfde naam, en nu ook met dezelfde lenzen. Carl Zeiss had in het geheel een meerderheidsaandeel van 53% zodat al het glaswerk voortaan uit Jena kwam.



Eén van de onderdelen van Zeiss Ikon was C.P. Goerz uit Berlijn, aanvankelijk vooral producent van optische apparatuur waaronder verrekijkers, periscopen, richtapparatuur en afstandsmeters. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was het bedrijf 's werelds grootste producent van militaire optische apparatuur. Na de oorlog legde het bedrijf zich noodgedwongen toe op de productie van rekenmachines en cylindersloten maar ook camera's  en projectoren.
In 1925 bracht Goerz de eerste Box-Tengor op de markt, een vrij eenvoudige box met 3 diafragma's. De rijke achtergrond in de optiek was terug te vinden in het ontwerp van de lens, de Hahn Goerz Frontar. Na de fusie verdween de naam Hahn van de camera, maar de naam Goerz bleef gehandhaafd. Ook op de nieuw berekende Frontar van de Box-Tengor 56/2 uit 1948. Maar ook die kwam nog steeds uit dezelfde fabriek in Berlijn.

De eerste Box-Tengor van Zeiss Ikon (modelnr. 756) was een licht gewijzigde Goerz, technisch vrijwel identiek. De tweede wijziging kwam in 1928 en was ook vooral cosmetisch, de twee matglaszoekertjes die eerst linksboven onder elkaar zaten kwamen links en rechts in de frontplaat te zitten waardoor de camera mooi symmetrisch werd. Bovendien was de afdekplaat van de sluiter nu spiegelend. Dat had verder geen bijzondere functie maar bleef tot het einde van de serie wel een mooi handelsmerk. Het modelnummer werd gewijzigd in 54/2, waarbij de 2 stond voor 6x9 cm op 120 film. In de loop van de jaren '30 werd ook een aantal varianten voor verschillende andere filmformaten gemaakt.

In 1934 volgde een ingrijpender modelwijziging, de camera kreeg een hoekige metalen frontplaat. Naast 3 diafragma's kon er nu ook uit  3 afstanden gekozen worden, 1-2 meter, 2-8 meter of van 8 meter tot oneindig. Hierbij werd er een extra lensje achter de Frontar gedraaid. De matglaszoekers hadden plaats gemaakt voor brilliantzoekers.
In 1938 werd de camera opnieuw gewijzigd, de sierplaat op het front bestond voortaan uit drie cirkels, de ontspanknop verhuisde naar een plaatsje bovenop de camera en de camera was voorzien van een dubbelopnameblokkering. Deze camera met typeaanduiding 55/2 bleef, met onderbreking, tot 1948 in productie. 
In dat jaar verscheen de laatste variant van de Box-Tengor, de 56/2. Deze was voorzien van een opnieuw berekende Frontar, nu met een lichtsterkte van F9 in plaats van F11 en voorzien van een enkelvoudige coating. De ontspanknop was weer terug aan de zijkant en de camera had nu ook een flitscontact. De Box-Tengor 56/2 was de laatste en meest complete box-camera van Zeiss Ikon en zou tot 1956 in productie blijven.



De constructie was eenvoudig maar doeltreffend, de hele camera was van dun blik dat zijn stevigheid ontleende aan de manier waarop de verschillende onderdelen in elkaar waren gevouwen. Alleen de frontplaat met lens zat met 2 schroefjes vast. De buitenkant was bekleed met kunstleer. Al het mechaniek zat achter het front en was zo eenvoudig van constructie dat er zelden iets kapot kon gaan, onderdelen vervangen was sowieso bijna onmogelijk omdat alles vastgeklonken of gevouwen was. Het enige onderhoud dat je aan deze camera kon plegen was afstoffen en oppoetsen.
Om  een film in te leggen hoefde alleen de doosvormige achterkant losgehaald te worden. Deze bleef dan met het riempje met de rest van de camera verbonden.



Fotograferen met de Box-Tengor is niet moeilijk, de zoekers zijn helder en overzichtelijk als je er recht en vanaf de juiste afstand in kijkt, het beeld is wel gespiegeld. Verder moet je alleen de afstand en het diafragma instellen.
Bij de gebruiksaanwijzing zat nog een los briefje met een belichtingsadvies, 'Voor de meeste foto's buiten en met goed weer gebruikt U 
diafragma 11,
 bij zeer fel zonlicht ook diafragma 16. Is het weer triestig en is het dus wat donkerder, dan zult U met diafragma 9 goede resultaten verkrijgen'
Dat was uit de tijd dat een film van ISO 100 al als zeer gevoelig gold.



Voor mijn testfoto's heb ik FP4 van Ilford gebruikt en af een toe een geelfilter om de wolken wat beter uit te laten komen. De scherpte van de meeste negatieven is goed, alleen aan de uiterste randen wordt alles wat minder en in de hoeken is er sprake van enige lichtafval. De foto's waarbij de ingebouwde extra lensjes gebruikt werden, voor onderwerpen dichterbij, zijn in het midden nog mooi scherp maar naar de randen toe wordt alles al snel wat wollig.
Met niet teveel tegenlicht hebben de negatieven een mooi contrast en er is nergens sprake van storende vertekening. Een paar negatieven vertonen een beetje bewegingsonscherpte, een vaste sluitertijd van 1/30e seconde is eigenlijk net iets te lang om probleemloos uit de hand te fotograferen. 

Het is altijd leuk als je met een camera met zo weinig mogelijkheden toch nog een geslaagde foto weet te maken. Dat lukt alleen als de omstandigheden een beetje meewerken en redelijk constant zijn, anders is een camera met meer mogelijkheden beter op zijn plaats. Maar bij goed weer kan je best een paar mooie foto's maken met een boxcamera, en zeker met de Box-Tengor.















donderdag 6 juni 2013

Agfa Optima Sensor Electronic




Ik heb lang gedacht dat alle Agfa-camera's met een oranje 'Sensor'-ontspanknop  vooral consumentencamera's waren voor 110- of 126-cassettefilm. Dat leek mij niet echt interessant en niet alleen omdat de films nauwelijks meer te vinden zijn. Maar aan het einde van de jaren '70 bleek er ook nog een heel aardige serie kleinbeeldcamera's te zijn gemaakt waarvan het topmodel zelfs een echte meetzoeker was. Dat maakte het een stuk interessanter ook al was die meetzoeker erg zeldzaam. Een eenvoudiger model was sneller gevonden, de Agfa Optima Sensor Electronic.

Agfa was eerst en vooral fabrikant van film en fotografisch papier, de productie van camera's kwam op het tweede plan. Uitgangspunt was dat fotografie voor een groot publiek toegankelijk moest zijn, niet te duur en niet te ingewikkeld. Zo had het bedrijf een rijke historie in het produceren van goedkope box-camera's, bereikbaar voor een grote groep mensen en dus goed voor de verkoop van film.
Daarnaast had Agfa eigen laboratoria voor het ontwikkelen en afdrukken van film. De in deze afdrukcentrales opgedane ervaringen werden dan weer gebruikt om het fotograferen te vereenvoudigen. Zo kwam Agfa als eerste met een camera met belichtingsautomaat, de Optima uit 1959, waarvan in de daaropvolgende jaren een aantal varianten verscheen. De automaat zou het grote aantal over- of onderbelichtte foto's moeten beperken.

Als antwoord op de Instamatic-film van Kodak ontwikkelde Agfa de Rapid-cassette. De film werd hierbij van de ene cassette naar een andere getransporteerd waardoor terugspoelen niet meer nodig was. Een ander voordeel was dat bij het per ongeluk openen van de camera niet de hele film verloren was, de reeds belichtte beelden zaten veilig in één van de cassettes. Een nadeel was de beperkte filmlengte. Omdat er geen spoeltjes werden gebruikt werd de film voortgetrokken aan de perforatie. Bij te lange films scheurde die uit.


De grote hoeveelheid bewogen foto's die de klanten bij Agfa lieten afdrukken leidde tot de ontwikkeling van de Sensor-ontspanknop. Ten opzichte van de gangbare mechanische sluiters hoefde deze sluiter maar heel weinig en heel licht te worden ingedrukt waardoor bewegingsonscherpte werd voorkomen. Deze sluiters werden als eerste toegepast op de tweede generatie Optima's uit 1968, ontworpen in samenwerking met het ontwerpbureau Slagheck Schultes Design.
Deze Optima Sensor 200 en 500, het getal verwees naar de snelste sluitertijd,  waren strak vormgegeven camera's in klassiek chroom en zwart met bovenop de grote opvallende oranje-rode ontspanknop. Dit was niet alleen functioneel, het was ook een directe verwijzing naar de huiskleur van Agfa. Beide versies waren voorzien van een Apotar  1:2.8 / 42mm lens bestaande uit 3 elementen.

Uit ervaring wist men bij Agfa dat de meeste klanten nauwelijks afdrukken groter dan 10x15cm bestelden dus werden er ook niet zulke hoge eisen aan het objectief gesteld. In de loop van de jaren '70 kwam men van dit idee terug en dus kreeg de derde en laatste generatie Optima's de beschikking over beter glaswerk, de duurdere modellen dan toch.
De nieuwe generatie Optima's was wederom vormgegeven door Slagheck Schultes en dit keer mocht het allemaal wat onconventioneler. Het ontwerp was 'Duits' in de traditie van Bauhaus en Braun; helder, overzichtelijk en zakelijk. Dit was Design voordat dat meer betekende dan met zorg ontworpen. Het camerahuis was een rechthoekig blok met afgeronde randen. Voorop een grote ronde lens, rechts een ruime zoeker en bovenop de grote karakteristieke oranje ontspanknop. Als de camera niet mat zwart zou zijn geweest zou je kunnen denken dat het speelgoed was.

Er waren vier varianten. De eenvoudigste was de Optima Sensor 335 met een snelste sluitertijd van 1/300e seconde en een Agnatar 1:3.5 / 40 mm, een enkelvoudig gecoat lensje van 3 elementen. De Optima Sensor 535 had een snelste sluitertijd van 1/500e seconde en een betere lens, nog steeds enkelvoudig gecoat maar wel met 4 elementen, de Solitar 1:2.8 / 40 mm. Deze naam leek te verwijzen naar Solinar, Agfa's benaming voor lenzen van het Tessar-type zoals Agnatar leek op Agnar, Agfa's handelsnaam voor een enkelvoudige triplet.
De Solitar kwam terug op de Optima Sensor 1035 maar dan als Solitar S en voorzien van meervoudige coating. De snelste sluitertijd was 1/1000e seconde en als extra was de camera voorzien van een zelfontspanner.
Het topmodel kwam in 1979 uit, de Optima Sensor 1535, grotendeels identiek aan de 1035 maar in plaats van de zelfontspanner was deze camera voorzien van een meetzoeker. De andere modellen moesten het met een eenvoudige afstandschaal doen.


Ook de details waren soms wat onconventioneel. De statiefaansluiting zat rechts aan de zijkant en was gelijk de aansluiting voor een camerariem. In het filmcompartiment verdween de belichtte film onder een dekseltje, een systeem wat deed denken aan de Rapid-cassettes. In het filmcompartiment zat ook de batterijhouder voor drie PX 625 knoopcellen. De batterijen halverwege een film vervangen vereiste dus enige zorgvuldigheid. De gebruiksaanwijzing adviseerde in dit geval om de fotohandelaar te raadplegen.
Dit werd overigens ook geadviseerd in het geval er iets mis ging bij het transporteren of terugspoelen van de film. Hiervoor was een ingenieus systeem bedacht waarbij de transporthandel na het indrukken van een knop bovenop de camera veranderde in een terugspoelhandel. Een aardig idee maar misschien onnodig gecompliceerd. De verwijzing naar de fotohandelaar in de gebruiksaanwijzing gaf al aan dat het vertrouwen in deze constructie bij Agfa zelf ook niet zo groot was.

Een doorslaand commercieel succes werd deze serie niet, uit Japan kwamen voor hetzelfde geld camera's met meer mogelijkheden en betere specificaties. "Made in Germany" was niet meer voldoende als verkoopargument. In het begin van de jaren '80 werd de productie van de Agfa Sensor teruggebracht tot twee modellen, de 535 bleef maar nu onder de naam Optima Sensor Electronic, daarnaast verscheen de Optima Sensor Flash. Dit was een 535 met aangebouwde batterijhouder en opklapbare flitser, veruit de lelijkste Optima uit de serie die alle charme en elegantie van de andere modellen moest ontberen.
Later werd de productie nog overgebracht naar de Agfa-fabriek in Portugal maar dit bracht ook niet het gewenste economische voordeel en uiteindelijk werd de productie volledig gestaakt. Daarmee kwam een einde aan de rijke geschiedenis van Agfa als cameraproducent. De Optima Flash kende nog een tweede leven in China onder de naam Qingdao, maar wel nog steeds met de oranje ontspanknop van Agfa.
De Agfa Optima die ik had was dus de laatste serieuze camera die door Agfa was geproduceerd, waarschijnlijk in Portugal maar dat is nergens te zien.


Fotograferen met deze Optima is redelijk probleemloos. Volgens het internet werkt de lichtmeter ook op de alkali variant van de PX 625 en ik heb geen reden om aan te nemen dat het niet zo is. De belichting is volledig automatisch en dat gaat meestal goed. Alleen met tegenlicht heeft de automaat wat moeite, maar dat is inherent aan het systeem van licht meten. Je hebt nauwelijks een idee wat de camera doet en dat is soms jammer, maar je kan er ook niets aan beïnvloeden dus je hoeft je er ook niet druk over te maken. 
De afstand kan je instellen door uit drie symbooltjes te kiezen maar onderop de lens staat een meer nauwkeurige afstandenschaal van 0.9 m tot oneindig. Dat is soms handig maar meestal volstaan de symbolen.
Het terugspoelen van de film is, zoals verwacht, niet helemaal probleemloos maar het is uiteindelijk wel gelukt en de foto's zien er, op 10x15cm, goed uit. De beelden zijn over het algemeen mooi scherp. Alleen bij weinig licht en dus grotere diafragmaopeningen is er sprake van enige lichtafval in de hoeken en ook de scherpte wordt hier wat minder. Aan de negatieven is te zien dat de film niet altijd even vlak in de camera ligt, ook dat kan meespelen bij de mindere kwaliteit bij weinig licht.


Op zich is deze Agfa Optima een prettige camera om bij je te hebben als je gewoon wat foto's wilt maken maar geen zin hebt om veel zelf in te stellen. Zeker als het mooi weer is. De camera is compact en overzichtelijk en ziet er bovendien leuk 'retro' uit. En om in stijl te blijven, er wordt nog steeds kleurenfilm verkocht onder de naam Agfa al komt die tegenwoordig wel uit Japan.