zondag 21 augustus 2016

Coronet Twelve-20 (Colour-filter model)



Het was een impulsaankoop op een internetveiling. Drie minuten voor het einde was er €2 geboden. Twee minuten voor het einde bood ik €3. Twee dagen later had ik de camera in huis. Een Coronet Twelve-20 pseudo-reflexcamera.
De typering 'pseudo-reflexcamera' klinkt misschien wel interessant maar praktisch gezien is het gewoon een 6x6 box-camera met een grote zoeker. Van een afstandje lijkt het nog wel een beetje op een twee-oog reflexcamera en het ding heeft ook een leuk klassiek uiterlijk, maar in de praktijk is het gewoon een boxje met beperkte mogelijkheden.

De Coronet Camera Co. uit Birmingham heeft tussen 1926 en 1967 een enorme hoeveelheid goedkope camera's geproduceerd. Veel verschillende box-camera's, een aantal eenvoudige balg-camera's, een aantal camera's van kunststof in ongebruikelijke vormen en formaten, één goedkope 3D-camera en, in het begin van de jaren '50, een serie pseudo-reflexcamera's waarvan de meeste de naam Twelve-20 hadden.
Die naam is waarschijnlijk een verwijzing naar het aantal opnames, twaalf, op één film. Tegelijk is er een overeenkomst met de door Kodak gebruikte naam Six-20, die overigens uitsluitend naar het filmtype, de eigen 620-film, verwees. De Coronet was geschikt voor zowel 120 als 620-film.


Van de Twelve-20 bestonden een aantal versies, de meeste met fixed-focus objectief, twee diafragma's, 16 en 22, en twee sluitertijden, moment en tijdopname. Het colour-filter model onderscheidde zich door een ingebouwd groen-filter in plaats van diafragma 22 en het lensje kende twee standen, 'DIST' en 'NEAR', voor onderwerpen ver weg, verder dan 6 meter, en dichtbij, tussen 2,5 en 6 meter. Daar kwam ik pas achter nadat ik de eerste film al belicht had. In de praktijk is de stand 'NEAR' de meest bruikbare.
Voor onderwerpen tussen 0,9 en 2,5 meter werd een aparte close-up lens aanbevolen. Dat stond op de camera, maar dat lensje zat er niet bij. Was ook niet meer leverbaar. Ik heb wat geïmproviseerd met een te groot voorzetlensje van 1 dioptrie en wat plakband en dat werkte, maar heel erg handig is het niet.


De camera is van dun metaal (blik?) bekleed met imitatie-leer. Twee verchroomde ribbels die rondom de camera lopen hebben niet alleen een decoratieve functie maar geven het geheel ook extra stevigheid. De twee zijkanten zijn zwart geverfd. De linker zijkant is uitneembaar en vormt één geheel met de filmhouder en het filmtransport. Deze zijkant heeft ook een paar groeven die al te veel doorbuigen moeten voorkomen.

Het filmvlak is licht gebogen om beeldveldwelving tegen te gaan. Het lensje is een eenvoudige meniscus met een brandpunt van 80 mm. Er is één diafragma, 16, en een groen-filter voor situaties met veel licht. Dit filter wordt echter afgeraden voor het fotograferen van portretten.
Bij momentopnamen is de belichting nauwelijks te beïnvloeden, de vaste sluitertijd is 1/40e seconde. Alleen de keuze van de filmgevoeligheid is een mogelijkheid om het licht nog enigszins te beheersen. Bij volle zon is ISO 100 al aan de hoge kant.


Voor situaties met weinig licht is er de tijdopname. De camera heeft geen statief-aansluiting dus het is wat improviseren. De camera op een vlakke ondergrond zetten, met één hand stevig op zijn plaats houden en dan de sluiter één, twee of meer seconden open houden. Soms gaat dat goed.


De zoeker is een grote briljantzoeker, een reflexzoeker met een dubbelbol lensje dat het licht opvangt en via een spiegeltje op een horizontaal platbol lensje projecteert. Dat geeft een mooi helder zoekerbeeld, in dit geval van 2,5 x 2,5 cm en dat beeld is ook nog eens redelijk nauwkeurig, al is het gespiegeld. Het beeld is wel een beetje verschoven, er komt links en aan de onderkant minder op het negatief dan de zoeker aan geeft. Bij een echte reflexcamera zou er in de zoeker nog een indicatie voor de afstandsinstelling moeten zijn, maar hier dus niet.
De zoeker heeft ook nog een dekseltje dat, opgeklapt, als een soort lichtschacht functioneert. Op zich dus een heel aardige en bruikbare zoeker.


Bij elkaar is het best een aardige camera, al is de kwaliteit van de foto's matig. In het midden zijn de negatieven nog redelijk scherp, maar naar de hoeken toe vertonen ze alle lensfouten die bij een meniscus-lens horen, waaronder chromatische en sferische aberratie. Bij tegenlicht stuitert het licht alle kanten op, met lichtvlekken en overstraling tot gevolg.
De heldere zoeker is het grootste pluspunt van deze camera, praktisch in het gebruik en het geeft de camera ook de uitstraling van een 'betere' reflexcamera. Dat valt in de praktijk dus tegen. Daar staat tegenover dat de decoratieve waarde van de camera er wel groter door wordt.







dinsdag 19 juli 2016

Foka Box-camera (Balda Record, ca. 1933)



Hij was mij eerst niet opgevallen tussen twintig andere oude box-camera's maar toen ik hem voor de tweede keer in handen had zag ik in het kunstleer van de zijkant in grote letters Foka staan. Foka is al heel lang één van de bekendste fotozaken in Rotterdam. Mijn grootvader was er al klant, toen ik jong was kwam ik er met mijn vader en ik heb er zelf ook wel eens een camera gekocht. Alleen daarom mocht deze camera al mee naar huis.


Daarbij vond ik het ontwerp van de box ook nog wel apart. Ik kon mij niet herinneren ooit eerder een box in handen te hebben gehad waarbij de hele voorkant open kon klappen. Het 'scharnier' werd gevormd door de bekleding, een goedkope maar kwetsbare oplossing. Het hele front, een houten plankje waar de sluiter en de twee reflexzoekers op zaten en waar de kartonnen behuizing omheen gespijkerd was hing aan een half vergaan stukje stof.



Alleen het binnenwerk, de filmhouder, was van metaal. Daar was de lens, een eenvoudige meniscus, ook op gemonteerd. Op zich een aardige oplossing omdat het front daar niet helemaal spelingsvrij voor zat. Op deze manier bleef de afstand van lens tot het negatief in ieder geval constant. Het lensje had een brandpuntsafstand van 100 mm en het vaste diafragma was f/13.



Leuk detail was het kleine metalen sleuteltje dat los in een klemmetje boven de lens zat. Hiermee kon de film strak gespannen worden voordat de filmhouder in de camera werd gestoken. Op het sleuteltje de letters 'D.R.G.M.' wat stond voor 'Deutsches Reichs Gebrauchsmuster', een soort klein patent. Dat verklaart meteen waarom zo'n sleuteltje niet bij andere camera's voorkomt. Het alleenrecht op dit idee lag bij de Balda fabriek in Dresden


Balda richtte zich op de productie van eenvoudige en goedkope camera's voor de jeugd en beginnende amateur en was één van de eerste camerafabrieken die er geen probleem mee had om een andere dan de eigen naam op een camera te zetten als de klant daar om vroeg. De heer Albers van Foka was zo'n klant. Deze Foka Box is dus eigenlijk een Balda Record Box. Ook de Balda Poka en de Balda Poka II zijn als Foka Box verkocht, al dan niet voorzien van sportzoeker, maar dat waren iets praktischer modellen, van metaal en met een normale sluiting.

In De Maasbode van 29 maart 1932 stond een advertentie voor de 'Foka-rolfilmcam. 6x9 à f 2,95'. Het is niet helemaal duidelijk of dat dezelfde camera is als deze Foka box-camera, maar het zou kunnen. Opvallend is dat de winkel aan de Admiraliteitsstraat toen nog 'Fotohandel Victoria' heette.

Mijn Foka Box verkeerde in een niet al te beste conditie, de sluiter liep niet soepel meer af, de zoekers waren zowel van binnen als van buiten beslagen en één venstertje was kapot. Bovendien zat er aardig wat speling op het front. Schoonmaken kon alleen aan de buitenkant want het mechaniek en de zoekers zaten achter het karton vast gespijkerde karton en dat wilde ik graag heel houden. Het wat wankele voorstuk heb ik met een post-elastiek op zijn plaats gehouden want ik wilde in ieder geval één film proberen.


Dankzij het naspannen liep de film mooi vlak door de camera en een paar foto's waren nog redelijk gelukt, niet heel erg scherp en de ene helft van het negatief leek meer belicht dan de andere helft, maar de foto's waren redelijk. Een paar waren er bewogen, een paar overstraald door tegenlicht of overbelicht door een haperende sluiter.
Als ik de sluiter had kunnen schoonmaken zonder de buitenkant te beschadigen waren de foto's vast beter geweest, maar eigenlijk ging het in dit geval meer om het verhaal achter de camera dan om de prestaties. Een leuke box-camera met een (deels) Nederlandse achtergrond en dat verhaal zat vooral aan de buitenkant.




vrijdag 3 juni 2016

Kodak Retina IIa (type 016)


Een 50 mm objectief met lichtsterkte 2.0 kwam in het begin van de jaren '50 nog niet zo heel veel voor. Die lens was dan ook de belangrijkste reden dat ik deze Kodak Retina IIa gekocht had; een Retina-Xenon f:2/50mm van Schneider-Kreuznach. Daarbij had de camera een meetzoeker en een Synchro-Compur sluiter met een snelste tijd van 1/500e seconde. Best een geavanceerde camera voor begin jaren '50. Het geheel voelde zwaar en degelijk aan maar was toch compact, ingeklapt paste hij makkelijk in een jaszak. Een prima camera voor de gevorderde amateurfotograaf.

Waar Kodak in de loop der jaren vooral veel camera's verkocht die het de consument zo makkelijk mogelijk maakten om veel film te verbruiken namen de Retina-camera's een aparte plaats in binnen het assortiment. De Retina's waren serieuze camera's, degelijk gebouwd, voorzien van een goed objectief en met een voor die tijd moderne sluiter met een uitgebreide reeks sluitertijden. De camera's kwamen dan ook niet uit Rochester maar uit een fabriek in Stuttgart, Duitsland.



Die fabriek was in 1932 door Kodak gekocht van Dr. August Nagel. Zijn 'Kamerawerk' was in 1928 opgericht maar Dr. Nagel had toen al een indrukwekkende loopbaan in de fotografische industrie achter de rug. Hij was eerder oprichter en constructeur van Contessa en Zeiss Ikon geweest. Ondanks de slechte economische situatie had hij met het ontwerp en de productie van elegante en handzame camera's in korte tijd een nieuwe succesvolle onderneming opgebouwd. Ook na de overname bleef hij als constructeur actief binnen het bedrijf en dat verklaarde de voor Kodak a-typische camera's. Zowel het ontwerp als de kwaliteit sloten aan bij de Duitse traditie.

De eerste Kodak Retina (I) kwam in 1934 op de markt, een compacte kleinbeeld balg-camera met Xenar f:3,5/50mm en Compur centraalsluiter. Twee jaar later kwam daar de Retina II bij, voorzien van gekoppelde meetzoeker. Beide Retina's werden regelmatig verbeterd en gemoderniseerd en in 1954 werd het assortiment nog uitgebreid met de Retina III, voorzien van ingebouwde lichtmeter. Er kwam daarna ook nog een model op de markt met verwisselbare frontlenzen voor andere brandpuntsafstanden, en een reflexcamera en er was een uitgebreid assortiment aan accessoires beschikbaar zoals toen gebruikelijk was bij een Duitse 'systeemcamera'. Daarnaast bestond er nog een serie goedkopere camera's met de naam Retinette.



In de loop van de jaren '60 werd de concurrentie van met name Japanse spiegelreflexcamera's steeds groter, die hadden vaak meer mogelijkheden en waren goedkoper. De Retina's waren dure en verouderde camera's geworden en werden dan ook geleidelijk uit productie genomen. Eind jaren '60 schakelde de fabriek over op de productie van instamatic-camera's voor 126- en 110-films. Voor Kodak vertrouwd terrein maar spannende camera's leverde dat niet meer op.

Van alle verschillende Retina's is de IIa uit 1951 misschien wel de beste en meest kenmerkende. De vormgeving heeft nog de Art-Deco uitstraling van de eerste Retina's, maar met de voordelen van een geavanceerde sluiter, een lichtsterk objectief met anti-reflectie coating en sneltransport.
Na 1954 werden de camera's groter en zwaarder. Ze kregen een wat lomp uiterlijk al zijn er mensen die de rondere vormen juist eleganter vinden. Praktischer werden de camera's er niet op.



In het boek 'Maak Goede Foto's' (Kodak, 's Gravenhage 1952) staat in het hoofdstuk avond- en nachtfotografie: 'Met camera's die een zeer lichtsterke lens hebben, zoals de Kodak Retina's, kunt U op Super-XX film zelfs momentopnamen bij avond maken, als de verlichting daarvoor voldoende is. Zo fotografeert U winkeletalages, reclameverlichting, personen bij een (verlichte) theateringang, openluchtvoorstellingen e.d. bij f/3,5 met 1/25 sec.'
Super-XX was niet op voorraad bij de lokale fotowinkel maar Kodak Tri-X leek mij ook een geschikte film, zelfs nog een stop gevoeliger. Film in de camera, beeldteller iets voor 0 gezet, de teller blokkeert bij 36, en de stad in.

De Retina is compact maar toch valt het niet mee om het cameraatje met één hand vast te houden. Daarvoor is er met opengeklapt front te weinig ruimte aan de rechterkant van het camerahuis. Dat maakt de greep wat krampachtig en na een tijdje wordt dat vervelend. Door het kleine formaat is het ook niet altijd even makkelijk om de camera goed recht te houden. Verder is er niet veel mis, de zoeker is klein maar redelijk nauwkeurig, de meetzoeker werkt prima en het transport loopt soepel. Fijn cameraatje met een mooie lens.



Wel jammer dat de sluitertijden niet meer helemaal de oorspronkelijke waarden haalden. In mijn enthousiasme was ik even vergeten die te controleren. Een stop extra geeft bij avond meer doortekening in de donkere partijen dus dat was niet zo'n ramp, maar als je hoopt dat je foto's bij 1/25e seconde nog trillingsvrij zijn en de camera maakt er 1/10e van dan zijn er een aantal negatieven bewogen.
Ook de snelste tijd, 1/500e seconde, werd niet meer gehaald. Die tijd was sowieso alleen in te stellen voordat de sluiter gespannen wordt, dus voor het transport, omdat daarvoor een extra veer nodig was. Dat systeem werkte niet helemaal optimaal, 1/125e was de snelste tijd die de sluiter haalde. Misschien moet die sluiter een keer nagekeken worden, want het is eigenlijk zonde om zo'n mooi objectief niet te gebruiken.



Goed, het objectief is niet perfect. Op de testopnames is duidelijk sprake van tongvormige vertekening en bij grote diafragma's blijven de hoeken wat achter in scherpte en contrast en er is wat lichtafval, maar over het algemeen presteert het lensje prima. Daarbij is de onscherpte in de achtergrond mooi. Doordat het diafragma 10 lamellen heeft, en dus bijna volmaakt rond is, wordt de onscherpte mooi egaal en zacht weergegeven. Verstrooiingscirkels heette dat in de tijd dat het begrip 'bokeh' nog niet gebruikt werd.

In de praktijk levert het lensje mooie negatieven met een fraaie onscherpte in de achtergrond. Dat effect is met de meeste moderne reflexcamera's niet te realiseren. De objectieven zijn dan weliswaar lichtsterker, het diafragma is vaak eenvoudiger en hoekiger. De onscherpte wordt daardoor onrustiger waardoor de beelden dat ook worden. Wat dat betreft zijn de beelden van de Schneider Xenon mooier, zeker in combinatie met de karakteristieke korrel van Tri-X geeft dat een mooi klassiek beeld.







woensdag 4 mei 2016

Pinholecamera 9x13


In een heel donker hoekje van de doka kwam ik een doosje fotopapier tegen, Agfa Brovira Speed in het formaat 9x13 cm. Ik had geen idee meer hoe ik er aan was gekomen. Ik gebruikte nooit Agfa. Het was ooit gekocht bij Foto Prisma voor 18,90. Dat was nog in guldens. Het doosje was nog dicht, honderd velletjes overjarig fotopapier. Het leek mij een mooi uitgangspunt om wat te experimenteren met een pinholecamera. Die camera moest ik alleen nog maken.

Een pinholecamera is een camera zonder lens. Het beeld wordt gevormd door een klein gaatje van 0,3 tot 1 mm. Pinholefoto's hebben een wat andere scherpte dan normale foto's, zachter volgens liefhebbers, onscherp volgens anderen. De scherptediepte is dan weer veel groter dan bij een normale camera, het beeld is van voor tot achter even scherp, of onscherp. Belichtingstijden variëren van enkele seconden tot uren en ook dat geeft pinholefoto's een heel eigen karakter. Ik was wel benieuwd wat voor resultaat dat zou geven in combinatie met het niet meer zo nieuwe fotopapier.

Ik had bedacht dat mijn camera zou bestaan uit twee dozen die in elkaar konden schuiven. Op de bodem van de ene doos kwam het fotopapier, in de andere doos kwam het gaatje en deze paste omgekeerd in de eerste en moest tegelijk het papier op zijn plaats houden. Uitgangspunt was het formaat van het fotopapier en als beeldafstand dacht ik aan 135 mm. Een milde groothoek, vergelijkbaar met 40 mm op kleinbeeld. Het gaatje zou dan 0,4 mm moeten zijn, een diafragma van ongeveer f/360.

Er lag nog wat zwart passe-partoutkarton en dat heb ik gebruikt als basis. Als eerste het binnenwerk van de camera gemaakt, een koker van 13,5 cm lang en aan de buitenkant een paar millimeter groter dan het fotopapier, 8,9 x 13,1 cm.

Daaromheen een omhulsel van gewoon zwart fotokarton gemaakt, zo'n 10 cm lang en aan de achterkant gesloten, die precies om de kern heen paste. Dit werd een soort voering tegen strooilicht en lichtlekken. Op maat gemaakt, strak rond de kern gevouwen om een zo goed mogelijke passing te krijgen en dicht gelijmd maar wel los van de kern. Om de voorkant van de koker eenzelfde soort voering, 3,5 cm lang en aan het uiteinde nog open. Hier moest later het stukje karton met pinhole nog komen.


Omdat het zwart op was werd de buitenkant van de camera van wit passe-partoutkarton. Hiervan eerst twee zijkanten gemaakt, net zo hoog en 1 mm langer dan de kern met voering. Omdat alles precies in elkaar moest passen heb ik de onderdelen op maat gesneden aan de hand van de al voltooide onderdelen. Zo kregen de boven- en onderkant de breedte van de camera inclusief de twee zijkanten.

De zijkanten en de boven- en onderkant heb ik alvast op zo'n 3,5 cm van de voorkant ingesneden maar nog niet helemaal los. Dat kwam pas als de buitenkant in elkaar zat zodat alles mooi recht zou blijven. Eerst de zijkanten tegen de voering gelijmd en toen dat recht zat de boven- en onderkant er op. Voordat de lijm helemaal droog was de kern, die nog los zat, er voorzichtig uitgehaald. Alvast een voor- en achterkant op maat gesneden.


Het gaatje maakte ik van een stukje aluminium uit een bierblikje, fris kan natuurlijk ook. Met niet al te grof schuurpapier (200) een stukje schoon geschuurd. Daarna met een balpen eerst een klein deukje in het aluminium gemaakt en dit aan de achterkant weer glad geschuurd. Door dit een paar keer te herhalen wordt het metaal bij het gaatje dunner maar blijft de rest stevig genoeg om te hanteren. Met een naald een klein gaatje gemaakt, een beetje draaien met en dan opnieuw prikken, een beetje groter. Tussendoor met fijn schuurpapier (500) de randen schoon schuren. Af en toe controleren met een loep tot het gaatje mooi rond is en de juiste grootte heeft.

Op de plaats waar de naald de juiste dikte had, in dit geval 0,4 mm, had ik een stukje tape geplakt zodat het gaatje niet te groot kon worden.


Als sluiter had ik een eenvoudig schuifje bedacht, gemaakt van twee strookjes karton met opstaande randen. Het ene vastgelijmd op het front, het andere er omgekeerd onder, zo dat het heen en weer kon schuiven. Daarna door het geheel een gat van 6 mm geboord. Met een mesje en wat schuurpapier de rafels weggewerkt en netjes afgerond.

Een stukje fotokarton van 8,9 x 13,1 cm werd de 'lensplank'. In het midden, precies achter de sluiter een klein gaatje en daar, met een stukje zwart tape het plaatje aluminium met pinhole achter geplakt.


Ondertussen had ik de voor- en achterkant op de camera gelijmd en daarna de camera via de eerder gemaakte snijlijn in tweeën gesneden. Het stukje karton met pinhole in het voorstuk gelijmd en daarna de zwarte koker. De camera een paar keer voorzichtig in en uit elkaar geschoven. Het paste, tijd voor een eerste test.

Ontwikkelaar, stopbad en fixeer klaar gezet en een eerste velletje papier in de camera gedaan, camera op statief, vastgezet met een post-elastiek, en een paar minuten belicht.
Al meteen bleek dat de opening van de sluiter aan de voorkant iets te klein was. Donkere hoeken. Met een grotere boor, een mesje en schuurpapier de opening wat schuiner gemaakt. Dat gaf een beter beeld.

Het was nog wel even zoeken naar de juiste belichting. Het Agfa Brovira papier had in de loop der jaren aardig wat van zijn gevoeligheid verloren, het contrast was omlaag gegaan en echt wit was het papier ook niet meer. Maximaal zwart leek ook wat moeilijk te bereiken. Na 2 minuten in de ontwikkelaar begon het 'wit' te sluieren terwijl het zwart pas bij 3 minuten zijn vlekkerigheid kwijt was. Als compromis daarom de ontwikkeltijd bepaald op 2 1/2 minuut.

Daarna aan de hand van wat testjes bepaald wat de juiste belichtingstijd was. Uiteindelijk kwam het er op neer dat ik de belichtingstijd voor ISO 100 bij diafragma 16 moest vermenigvuldigen met 5000 om een redelijk belicht negatief te krijgen. Overdag in volle zo'n toch nog een paar minuten. Dat leverde een wat grijzig negatief op met net uitgebleekte hoge lichten en nog net doortekening in de schaduwen. Was dat verlaagde contrast toch nog ergens goed voor. De beelden bleven nog wel een beetje modderig, wat zwaar in de donkere tonen.

Omdat het fotopapier alleen in de doka of in het donker verwisseld kon worden moest er een filmwisselzak mee naar buiten. Een doosje onbelicht papier, een ander doosje voor belicht papier en de camera, het paste allemaal net in de zak en er was net genoeg ruimte om de camera uit elkaar te schuiven en het papier te wisselen. Kon ik in ieder geval nog wat anders fotograferen dan het uitzicht uit mijn keukenkraan.


Na de eerste opnames buiten heb ik de camera nog een klein beetje aangepast. De rand van de koker die het papier op zijn plaats hield was wat aan de smalle kant. Ik heb er aan de binnenkant wat extra strookjes karton tegenaan gelijmd zodat de rand breder werd en het papier beter vlak zou liggen. Het bredere randje zag er op het negatief ook mooier uit.
En de voering zoals beschreven is ook van na de eerste test. De oorspronkelijke variant was in volle zon nog niet helemaal sluitend.



In de camera, achter het gaatje, heb ik nog een stukje van een Multigrade filter geplakt, gradatie 1. Omdat fotopapier niet voor alle kleuren (even) gevoelig is hoopte ik, door dit oranje filter, de gevoeligheid voor blauw licht wat terug te brengen en daardoor wat meer doortekening in de lucht te krijgen. Jammer dat de normale belichtingstijd daardoor meer dan verdubbelde, maar ik heb wel het idee dat het contrast wat beter onder controle was.
Doortekening in de schaduwpartijen en toch geen uitgebleekte lucht. Om te zeggen dat daar tekening in zat gaat wat ver, bij een belichtingstijd van 8 minuten worden de wolken niet meer als wolk weergegeven, daarvoor bewegen ze te veel, maar er zat wel enige nuance in de lucht. 

Het gebruik van overjarig fotopapier is misschien niet het meest ideale uitgangspunt voor een pinholecamera maar voor serieuze afdrukken was het ook niet meer geschikt. Het was ook zonde om het zomaar weg te gooien. Het gevolg was wel dat er wat meer geëxperimenteerd moest worden omdat de lichtgevoeligheid en het contrast niet meer als bedoeld waren.
In de praktijk komt het er vooral op neer dat de belichtingstijden redelijk lang zijn. Daarom is deze combinatie vooral geschikt voor het vastleggen van vaste objecten, statische onderwerpen met een duidelijk herkenbare vorm. Dat werkt vooral goed als er in de omgeving wat beweging zit. Inmiddels ben ik halverwege het doosje Agfa Brovira en ben ik niet ontevreden over de resultaten. En ik ben nog een doos Ilford Multigrade tegen gekomen. Ik kan dus nog even vooruit.











zondag 20 december 2015

Zeiss Ikon Contaflex III (863/24)


Toen in 1953 de nieuwe Contaflex van Zeiss Ikon werd geïntroduceerd was dat groot nieuws. In ieder geval voor de vakpers. Veel kleinbeeld reflexcamera's waren er nog niet en het feit dat Zeiss Ikon nu ook met zo'n camera op de markt kwam was het vermelden waard.
Alleen de voorbespreking in Focus (14 nov. 1953) was al een halve pagina waard. Dat was voor die tijd best veel want productinformatie nam maar een kleine plaats in binnen de kolommen van het blad. Toen de redactie de camera daadwerkelijk in handen had gehad en uitvoerig had getest werd er nog eens een hele pagina aan gewijd (6 maart 1954).

Waar de redactie zich vooral verbaasd over toonde was de keuze voor een vast objectief met centraalsluiter. De reeds bestaande reflexcamera's hadden gordijnsluiters en verwisselbare lenzen. Wat dat betreft koos Zeiss Ikon voor een heel eigen parcours. Dit was vooral een keuze voor betrouwbaarheid. De lens was de vertrouwde Tessar, in dit geval een 1:2.8 45 mm, de sluiter was de bekende Synchro-Compur met een snelste tijd van 1/500e seconde. Gordijnsluiters werden niet betrouwbaar genoeg bevonden voor de Contaflex al paste Zeiss Ikon die wel toe in de Contax meetzoekercamera's.

Eén van de pluspunten van de Contaflex was dat het spannen van de sluiter gekoppeld was aan het filmtransport, weliswaar nog met een draaiknop, maar wel een functie die in die tijd nog niet zo gebruikelijk was.
Daarnaast beschikte de camera over een heldere matglaszoeker die, dankzij een 'Vorwahl-Springblende', scherpstellen bij volle lensopening mogelijk maakte. Ook niet gebruikelijk in die tijd maar wel een eigenschap die de camera, volgens de redactie van Focus, uitermate geschikt maakte voor kleurenfotografie.

De sluiterconstructie was voor die tijd bijzonder geavanceerd. Scherpstellen gebeurde met open sluiter en volle lensopening. Bij het indrukken van de ontspanknop ging eerst de sluiter dicht, de spiegel klapte omhoog net als de hulpsluiter die de film afschermde tegen strooilicht, daarna sloot het diafragma tot de gekozen waarde waarna de sluiter de ingestelde belichtingstijd open ging.
Na de opname bleef de spiegel opgeklapt tot de film getransporteerd werd. Dan ging de hulpsluiter weer dicht, de spiegel omlaag en de sluiter en het diafragma weer open. Een vlugterug-spiegel was nog niet voorzien.
Op de redactie van Focus hadden ze de sluiter wel 50 keer achter elkaar af laten gaan en toen had men er wel vertrouwen in dat deze constructie lang mee zou gaan. Deze zelfde sluiter zou later ook in Hasselblad-objectieven worden toegepast.

Na de eerste Contaflex kwam aan het begin van 1955 de Contaflex II op de markt, een vrijwel identieke camera maar met een ingebouwde lichtmeter. Die lichtmeter was nog niet gekoppeld met de sluitertijden, het was gewoon een losse lichtmeter die onder de terugwikkelknop in het camerahuis was ingebouwd.
Deze eerste Contaflexen hadden een vast objectief met frontlens-scherpstelling. De sluiter en het diafragma bevonden zich in het midden van de lens. Het verwisselen van lenzen was dus niet mogelijk. Wel was er een 1.7 tele-converter leverbaar.


In 1957 kwamen de Contaflex III en IV op de markt, de eerste zonder en de tweede met lichtmeter. Hiervoor werd een nieuwe lens ontwikkeld, een 1:2.8 50 mm Tessar met afneembare frontlens. Scherpstellen gebeurde nu door de hele lens te verschuiven, optisch beter maar het maakte de constructie niet eenvoudiger. 
In plaats van de frontlens kon een 35 of 85 mm Pro-Tessar geplaatst worden waardoor de beeldhoek veranderde, beide met een lichtsterkte van 1:4. De Pro-Tessaren waren groot en zwaar, niet de meest elegante oplossing maar het was wel knap bedacht en optisch een hele prestatie. Later kwam daar nog een 115 mm Pro-Tessar bij, een klont glas met een frontlens van 67 mm waardoor de camera ruim vier ons zwaarder werd. Gewicht en ergonomie lijken niet de belangrijkste uitgangspunten te zijn geweest van de ingenieurs van Zeiss Ikon.


De ontwikkeling van de Contaflex ging nog een tijdje door, er kwamen modellen met sneltransport, gekoppelde lichtmeting, belichtingsautomaat en later zelfs door-de-lens lichtmeting. De camera's werden steeds gecompliceerder en de beperkingen van het systeem steeds duidelijker. De keuze in brandpunten was beperkt en de lichtsterkte van de objectieven bleef ver achter bij de concurrentie.
Inmiddels waren gordijnsluiters steeds betrouwbaarder geworden en was er een ruim aanbod van kleinbeeld reflexcamera's, vooral uit Japan, met een uitgebreid assortiment aan objectieven.


Ik had een Contaflex III gevonden op een rommelmarkt, met alleen de standaardlens. De camera zag er redelijk uit en alles leek ook nog goed te functioneren. Ik heb de buitenkant schoongemaakt en het glaswerk opgepoetst en er verder niet zo veel aan gedaan. Er zat nog wat vuil op de spiegel maar dat heb ik laten zitten. Ik wilde de camera niet meteen open schroeven, ik wilde er eerst mee fotograferen. De sluitertijden waren niet meer helemaal correct, tussen 1/3e en 2/3e stop te ruim dus daar heb ik bij het belichten rekening mee gehouden. Kleurenfilm er in en naar buiten.


Het scherpstellen ging wat moeizaam, voor mijn gevoel zaten de knoppen op de scherpstelring niet op de goede plaats. Later kwam ik in het boekje 'Tips für die Contaflex' van Prof. Dr. Josef Stüpfer een foto tegen waarop in beeld werd gebracht hoe je je vingers moet houden. Ik heb het geprobeerd maar het voelt niet natuurlijk. Misschien is het een kwestie van wennen. Er stond ook nog in hoe je de camera kon bedienen als je maar één hand had, misschien handig in het Duitsland van de jaren '50 ik heb het maar niet geprobeerd.
Midden in het matglas zit een instelwig, als het beeld doorloopt is het scherp. Daar omheen zit een cirkel gewoon matglas. De rest van het beeld is altijd scherp. Op zich valt hier heel goed mee te werken. De zoeker geeft bovendien redelijk nauwkeurig aan wat er in beeld komt.
Het is even wennen dat de spiegel niet meteen na de opname terug klapt maar omdat je na de opname toch de camera van je oog moet halen om de film door te draaien is dat niet zo'n probleem. Heel snel kan je toch niet werken met deze camera.


De meeste negatieven zagen er goed uit maar er waren een paar foto's zwaar overbelicht. Waarschijnlijk is de sluiter even blijven hangen na de opname. Ook hadden een aantal opnames last van een paar lichte strepen in beeld. Ik denk dat de spiegel met hulpsluiter ook niet meer helemaal lichtdicht is. In het Contaflex boekje stond ook nog dat er een speciale opening in het camerahuis zat om met een kwastje de spiegel schoon te maken. Het stof op de spiegel was schuimrubber, stukjes half vergaan schuimrubber. Ik ben bang dat deze camera toch nog een keer open moet om te kijken waar dat had moeten zitten.
De scherpte is prima en het contrast  is goed. Wat dat betreft doet de coating zijn werk. Alleen bij opnames tegen de zon in, met de zon in beeld, is er wel vaag een blauwe lichtvlek onder in beeld te zien.


De eerste modellen van de Contaflex waren geen slechte camera's. Ik denk zelfs dat de Contaflex I de beste kleinbeeld reflexcamera was die er in het begin van de jaren '50 te koop was. Degelijk en betrouwbaar en de camera zat ingenieus in elkaar. Het ontwerp was echter niet bijzonder innovatief en kende nogal wat beperkingen. Daardoor werd het verschil met de concurrentie die voor een fundamenteel ander ontwerp met gordijnsluiter had gekozen steeds groter. Terwijl de ingenieurs van Zeiss Ikon de camera's steeds ingewikkelder maakten om niet achterop te raken werden ze links en rechts ingehaald door steeds betere camera's met meer mogelijkheden, die prettiger in het gebruik waren en veel eenvoudiger van constructie en daardoor goedkoper.
Wat dat betreft is het wel bijzonder dat laatste Contaflex nog tot 1972 in productie is gebleven. Rendabel was dat natuurlijk al lang niet meer, maar het was wel knap dat de ingenieurs het zo lang hebben volgehouden.