donderdag 27 september 2012

Voigtländer Vito


Het stond zo mooi in de gebruiksaanwijzing "Manche Amateure wollen sofort losknipsen und greifen erst dann zur Gebrauchsanleitung, wenn's gar nicht mehr weitergeht oder wenn es irgendwo verdächtig geknackt hat." En ik stond midden in Rotterdam met een Voigtländer Vito in mijn handen, filmteller op 1 maar de sluiter was geblokkeerd, de transportknop ook en de gebruiksaanwijzing lag thuis. Zonder film leek alles goed te werken dus het was niet het moment om door te rommelen tot er iets verdächtig zou knacken.


De Vito was de eerste kleinbeeldcamera van Voigtländer. Op de markt gebracht aan het einde van 1939 waarna de complete fabrieksvoorraad al vrij snel in de bomvrije kelders kon worden opgeborgen. De volgende vijf jaar lag de prioriteit niet bij kleinbeeldcamera's voor foto-amateurs. Pas na de oorlog kwam de productie echt op gang. Na de Vito volgde de Vito II en III, daarna de Vito B in verschillende varianten, de Vitomatic- en de C-serie en daarna de Vitorets. Bij elkaar zijn er een kleine vijftig verschillende modellen gemaakt.


De eerste Vito was een eenvoudige balgcamera, compact en degelijk. De lens was  van het Tessar-type, een ongecoate Skopar 1:3,5 50mm, de sluiter was een Compur Rapid met tijden tot 1/500e seconde. Scherpstellen gebeurde door de frontlens te draaien, de afstand was een kwestie van schatten of meten met een losse afstandsmeter. Daarbij stonden er op de afstandenschaal twee symbooltjes voor snap-shot instellingen, een driehoekje voor onderwerpen tussen 2,5 en 5 meter en een rondje voor onderwerpen vanaf 5 meter tot oneindig.
Het filmtransport gebeurde met een draaiknop boven op de camera en er was een beveiliging tegen dubbelopnamen. Maar dan moest de film er wel goed in liggen en de filmteller goed ingesteld zijn. De ontspanknop was een balkje bovenop het deurtje dat de camera afsloot als de lens werd ingeklapt.

Mijn Vito was uit 1947 en lag al zeker 15 jaar ongebruikt in de kast. Hoe lang de camera daarvoor niet gebruikt was kon ik niet meer achterhalen. Het zou zomaar nog eens 15 jaar kunnen zijn. De camera zag er nog netjes uit en mechanisch leek alles nog te functioneren. Het lensje was wat stoffig en er zaten wat vlekjes op. Dat stof was makkelijk weg te poetsen, de vlekjes niet. Ik was eigenlijk wel benieuwd of en hoe deze camera na 65 jaar nog zou werken.
Tijd dus om er een film in te doen. Kleinbeeldcassette in de camera, filmeinde in de opwikkelspoel steken, één slag draaien zodat de film vast zit en de achterwand sluiten. Dan de blokkering voor dubbelopnamen optillen en met het wieltje daarachter de filmteller op F draaien (er was ook nog een P voor kleinbeeld-rolfilm met een papieren aanloopstrook). De film doordraaien tot het transport blokkeert, als het goed is staat de teller dan op 1.


Op de gebruiksaanwijzing stonden in potlood nog wat aanwijzingen hoe te belichten, met en zonder geelfilter. Het was bewolkt dus voor ISO 100 was 1/50e met diafragma 8 een mooi uitgangspunt. De afstand heb ik meestal geschat en bij dit diafragma was de "Schnappshußeinstellung" meestal toereikend. De betrekkelijk kleine zoeker gaf een redelijk accuraat beeld van wat er op het negatief kwam.
Het enige nadeel vond ik dat je na elke opname de sluiter opnieuw moest spannen, niet ongebruikelijk voor camera's uit die tijd maar het is iets wat je makkelijk vergeet. Daarbij zit het hendeltje om de sluiter te spannen zo dicht bij de sluitertijdenring dat je het risico loopt om tijdens het spannen de sluitertijd te veranderen. 

De negatieven zagen er op het eerste gezicht goed uit, zo op het oog met een redelijk contrast ondanks het grijze weer. Bij het scannen bleek dat hier en daar wat minder. Vooral foto's met veel lichte lucht maakten een wat overstraalde indruk. Of dat komt omdat deze lens nog geen coating had of door de vlekjes op de frontlens kon ik moeilijk beoordelen omdat ik geen vergelijkingsmateriaal had. Met 
hier en daar wat lokale contrastaanpassingen is het nog wel op te lossen.
De scherpte van de lens was goed maar een aantal negatieven was bewogen. Misschien was 1/50e seconde wat optimistisch om uit de hand te fotograferen, vooral omdat de ontspanknop min of meer voorop de camera zit en je bij het afdrukken de camera voorover duwt.
Misschien had ik wat meer moeten variëren met sluitertijden en diafragma om een betere indruk van de mogelijkheden te krijgen. Maar toen ik de eerste film in deze Vito deed wist ik niet eens of de camera het nog wel zou doen. Aanvankelijk leek het daar niet op. Wat dat betreft viel het heel erg mee.










donderdag 12 juli 2012

Minox 35 GT


Mijn eerste camera was een Minox 35 GT. Ik heb altijd een voorkeur voor compacte camera's gehad en kleiner kleinbeeld bestond niet, bovendien zat er een heel goede lens op. Het was misschien niet de meest ideale camera om mee te leren fotograferen maar het was er wel één die je altijd bij je kon hebben. Hij was net zo groot als een pakje sigaretten en daar werd gewoon mee geadverteerd want roken kon toen nog.
Het was een mooi strak ontwerp, Duits en doelmatig, er zat niets teveel op. Bovendien had Vincent Mentzel er één, en Prins Claus ook, meer argumenten had ik niet nodig.  
Toen jaren later de PX 27 batterijen niet meer verkocht mochten worden raakte de Minox een beetje op de achtergrond. Als camera om altijd bij je te hebben voldeed een Olympus µ[mju;] ook. Maar een tijdje terug kwam ik mijn Minox weer tegen en kreeg ik weer zin om er mee te gaan fotograferen. Het batterijprobleem bleek vrij eenvoudig op te lossen met twee CR 1/3 N batterijen en wat plakband.


Minox was vooral bekend als fabrikant van spionagecamera's, in de jaren '30 ontworpen door Walter Zapp in Riga. Deze camera's waren iets groter dan een aansteker en produceerden negatieven van 8x11 mm. Na de Tweede Wereldoorlog werd de productie naar Duitsland overgebracht en werd de camera verder ontwikkeld.
In het begin van de jaren '70 richtte Minox zich op een breder publiek, eerst met een camera voor 110-cassettes en in 1974 met een kleinbeeldcamera; de Minox 35 EL, de kleinste kleinbeeldcamera ooit gemaakt.
De behuizing was van Makrolon, met glasvezel versterkt polycarbonaat, met binnenin net genoeg ruimte voor een kleinbeeldcassette, een lensje en een opwikkelspoel. De lens zat achter een deurtje en kwam naar voren als je dat omlaag klapte. Dan stond de camera aan en kon je fotograferen.
De lens was een Color-Minotar 1:2.8 35 mm, een door Minox zelf ontworpen objectief van het Tessar-type. Scherpstellen gebeurde met de frontlens, de afstand moest je zelf instellen. Het diafragma kon je zelf kiezen, de belichting werd door de camera bepaald.
De vraag naar de Minox 35 EL overtrof de verwachtingen van de fabrikant al waren er in het begin wat problemen met de lichtdichtheid van het Makrolon. Kwestie van te weinig kleurstof. Dat werd met zwarte lak opgelost.
Minox 35 EL met zwarte lak, service gegarandeerd door de firma Odin.
Na de EL volgde in 1979 de GL met als extra een tegenlicht-correctie (2x) en in 1981 volgde de GT waar een zelfontspanner aan was toegevoegd.Na de Minox 35 GT verschenen er nog meer varianten waaronder een versie met volledige programma automaat, de PL, een variant met vaste flitser, de PE, en een goedkopere versie met eenvoudiger lens die ook in het wit verkrijgbaar was, de AL.
Maar het meest succesvolle model was toch de GT waarvan er meer dan 650.000 exemplaren zijn verkocht.


Het enige probleem was dat de oorspronkelijke batterij, de PX 27, niet meer verkocht mocht worden. Minox zelf had dit opgelost door de latere modellen te laten werken op twee CR 1/3 N batterijen. Voor de oudere modellen was een adapter leverbaar, dit was niet veel meer dan een kunststof hulsje waar de twee batterijtjes in pasten zodat ze geïsoleerd waren van de binnenkant van de batterijvak dat volledig van metaal was.

Zellf heb ik dit probleem opgelost door de twee nieuwe batterijtjes met schilderstape aan elkaar te plakken. Samen waren ze nauwelijks langer dan de oorspronkelijke PX 27 maar wel wat dunner. Met een paar extra lagen tape was dit opgelost. De batterijen waren geïsoleerd en ze rammelden niet meer. Na meer dan tien jaar deed de Minox 35 GT het weer.


Fotograferen met de 35 GT is niet moeilijk maar je moet wel opletten dat de afstand tot het onderwerp goed is ingesteld, een kwestie van goed inschatten of op een andere manier houvast zoeken (tegels tellen).
Daarbij kan de keuze voor een klein diafragma helpen, met de 35mm lens heb je dan al snel een acceptabele scherptediepte. Het diafragma kan ook gebruikt worden om een acceptabele belichtingstijd te bereiken en bij tegenlicht kan je de belichtingstijd verdubbelen met de tegenlichtcorrectie.
Verdere manipulatie van de sluitertijden kan volgens de gebruiksaanwijzing door de ISO-waarde anders in te stellen maar die moet je dan wel weer op tijd terug zetten.
Een extra mogelijkheid is gebruik maken van de flitssynchronisatietijd, bij de GT is dat 1/125e seconde en die wordt automatisch ingesteld als er een flitser in het flitsschoentje wordt gestoken, ook als de flitser niet aan staat. Daarvoor zit er in het flitsschoentje een schakelaartje. Het originele afdekkapje heeft twee uitsparingen zodat de automaat blijft werken als dit in de flitsschoen zit, ook achterstevoren. Steek je hier iets anders in dan belicht de camera alles op 1/125e seconde en kan je zelf een passend diafragma kiezen.
Bij lange sluitertijden kan je een speciaal Minox-statiefje met draadontspanner gebruiken maar dit was, net als de meeste accessoires niet echt goedkoop, wel mooi.


Mijn eerste testfilm, Ilford HP5+, was wat zwaar belicht maar met een ISO-instelling van 250 in plaats van 400 zagen de negatieven er al een stuk beter uit. Misschien kwam dit door het spanningsverschil tussen de nieuwe en de oude batterij. Verder was er weinig op aan te merken en ik kon nog steeds aardig afstanden schatten.
De Minotar tekent mooi scherp en geeft een stevig contrast, precies wat je van een Tessar-type lens mag verwachten. Ook de onscherpte ziet er goed uit ondanks het vrij eenvoudige diafragma van twee hoekige lamellen. Bij extreem tegenlicht heeft het lensje wat moeite met het contrast maar de scherpte blijft.






Alles bij elkaar is de Minox 35 GT nog steeds een leuke camera om altijd bij je te hebben, hij past makkelijk in je zak en zit niet in de weg in je tas. Als je de afstand goed instelt doen de resultaten nauwelijks onder voor een spiegelreflexcamera. De 35 mm lens heeft een prettige beeldhoek, een beetje groothoek maar niet te extreem en het grootste diafragma van 2.8 maakt het mogelijk ook nog bij weinig licht te fotograferen. Ik heb hem de laatste tijd weer regelmatig in mijn tas zitten.

donderdag 8 maart 2012

Yashica 44 A

Bij de kringloopwinkel stond een grijze Yashica 44 A, een kleine tweeoog-reflexcamera voor 127-film. Op de paraattas zat een sticker met 'Verzamel-item' maar het leek mij vooral een leuke camera om mee te fotograferen. Ik was wel benieuwd hoe het zou zijn om met een mini-tweeoogreflex te fotograferen dus deze mocht mee naar huis.


Niet iedere tweeoog-reflexcamera is automatisch een Rolleiflex-kopie maar de eerste Yashica 44, uit 1958, deed wel heel erg denken aan de Baby-Rolleiflex van een jaar daarvoor. Beide camera's waren voorzien van 60mm 3.5 objectieven met bajonet-1 voor filters. Beide camera's onderscheidden zich van hun grotere varianten door hun kleur; in plaats van zwart waren de camera's grijs. En in plaats van 6x6 was het  opnameformaat van beide camera's 4x4 cm, op 127-film.

De eerste 127-film werd in 1912 door Kodak op de markt gebracht, vooral voor de compacte Vest Pocket Kodak Camera. In de jaren '20 en '30 verschenen er veel meer camera's voor dit filmformaat, ook van andere fabrikanten dan Kodak, en meestal gericht op de amateur. Het merendeel bestond uit eenvoudige boxcamera's.
Eind jaren '50 beleefde de 127-film een kleine opleving. Waarschijnlijk door de groeiende populariteit van de kleurenfotografie. Dia's van 4x4 cm konden worden geprojecteerd met een normale, en voordelige, kleinbeeldprojector. Maar voor een goede dia was een eenvoudig boxje niet toereikend. De Baby-Rolleiflex en zijn  Japanse navolgers bleken hier in een behoefte te voorzien.
In de loop van de jaren '60 werd de kwaliteit van kleinbeeldfilm en camera's steeds beter waardoor het voordeel van 127-film steeds kleiner werd en de film langzaam van de markt verdween. Nu is er nog één film redelijk makkelijk te vinden en dat is de Efke R100-127, een zwart-wit film van 100 ISO.

De eerste Yashica 44 was een kleine en compacte tweeoog-reflexcamera met vrijwel dezelfde specificaties en mogelijkheden als de grotere Yashica D. Maar die was wel een stuk voordeliger. Dat was wat moeilijk te verkopen voor een merk dat vooral bekend stond om zijn gunstige prijs-kwaliteit verhouding. De oplossing was een vereenvoudigde versie; de Yashica 44 A. De lenzen waren hetzelfde (Yashikor 1:3.5  60mm) maar nu zonder bajonet. De sluiter was eenvoudiger (B 1/25-1/300), er zat geen zelfontspanner meer op en het filmtransport was teruggebracht tot een draaiknop en een rood venstertje. De 44 A was ongeveer de helft goedkoper dan de 44.
De 44 werd daarna opgevolgd door de 44 LM waarbij de ingebouwde lichtmeter en de betere lenzen (Yashinon 3.5 met vier in plaats van drie elementen) het prijsverschil rechtvaardigden. Omdat de lichtmeter na 50 jaar waarschijnlijk niet meer werkt en in ieder geval niet meer betrouwbaar is, zijn deze camera's vooral leuk voor verzamelaars. Ook omdat er naast grijs nog een aantal andere kleuren, waaronder bruin en blauw, leverbaar waren. Datzelfde gold overigens ook voor de 44 en de eerste jaren van de 44 A. Tegen het einde van de productie, rond 1965, was alleen de grijze variant nog leverbaar. Mijn Baby-Yashica was uit die laatste periode.

Thuis heb ik meteen een paar rolletjes Efke R100 besteld en daarna de camera wat beter bekeken. Aanvankelijk dacht ik nog dat het filmtransport niet werkte maar dat viel mee, in tegenstelling tot wat ik gewend was liep de film niet van onder naar boven door de camera maar andersom.


Het grootste probleem leek stof, vooral op het matglas. Dus moest de zoeker open. De zoekerschacht met matglas zat vast met vier schroeven. Daarna kon ik met een zacht kwastje de zoekerlens, de spiegel en het matglas schoonmaken. Onder de spiegel zat het mechaniek waarmee de frontplaat kon bewegen. Dat zat nog goed in het vet en voelde nog soepel aan dus daar ben ik vanaf gebleven.


Twee metalen strips aan de zijkant hielden de achterwand op zijn plaats. Voor het gemak die ook maar even losgehaald. Net als de sierringen om de lenzen. Ook daar zat stof onder.


De zoekerlens was toen wel in orde maar achter het voorste element van de opnamelens zat ook stof. Dit element was makkelijk zonder gereedschap los te draaien. Ik heb meteen de sluiter maar even open gemaakt. Het blokkeringsschroefje omgedraaid waarna ik de ring die de frontplaat op zijn plaats hield los kon draaien. De sluiter deed het nog maar ook hier zat weer een flinke pluk roestbruin stof.



 Ik denk dat het stof vooral kwam van de binnenkant van de paraattas, een soort rood fluweel. Het voordeel van een paraattas is dat een camera meestal niet heel erg beschadigd is als je hem erbij vindt. Het nadeel is dat het ding meestal in de weg zit bij het fotograferen, onhandig is bij het film verwisselen en vocht aantrekt als je de camera niet gebruikt. En een paraattas beschermt dus niet tegen stof.
De camera is ook absoluut niet stof-dicht, overal zitten openingen waardoor stof en vuil makkelijk in het binnenwerk kan komen. Via de sluiter en het diafragma ook tussen de elementen van de opnamelens. Dat heb ik zo goed mogelijk met een blaaskwastje weggeblazen.


Daarna heb ik ook de transportknop nog even losgemaakt. In het grijze deksel zaten twee kleine gaatjes, met twee houten prikkertjes kon ik dit deksel losdraaien en daarna de knop losschroeven. Ook hier weer bruin stof.
Voordat ik alles weer in elkaar ging zetten heb ik de hele camera met een vochtige doek schoongemaakt. Toen zag het geheel er al een stuk frisser uit.

Ik was vooral benieuwd hoe het zou zijn om met deze compacte tweeoog-reflexcamera te fotograferen en dat viel eigenlijk niet tegen. Er is niet zoveel verschil met een normale tweeoog-reflex maar het gewicht is minder terwijl de camera ook weer niet zo klein is dat het onhandig wordt. Ook het matglas is nog groot genoeg om leker te kunnen werken al is het wat aan de donkere kant.





De foto's zagen er aardig uit al is één film op een bewolkte zaterdagmiddag een beperkte test. In de hoeken is er sprake van flinke lichtafval en ook de scherpte loopt daar flink terug, veel meer dan bijvoorbeeld bij de Yashica D. In het midden is het beeld redelijk scherp en contrastrijk. En het beeld ziet er lekker ouderwets uit. Dat laatste kan natuurlijk ook door de film komen, ik heb nog te weinig ervaring met Efke R100 om daar al teveel conclusies uit te trekken. Ik ben al blij dat er nog een 127-film leverbaar is. Maar daar ligt ook meteen het grootste minpunt, er is maar één soort film leverbaar. Dat maakt dat het niet echt een praktische gebruikscamera is. Het blijft een leuke camera, vooral op de plank naast zijn grotere broers. Maar dan wordt het toch meer een verzamel-item.


donderdag 2 februari 2012

Compur sluiter

Ik heb pas geleden een oude Tessar-lens in een slecht werkende Compur-sluiter gekocht. Ik weet nog steeds niet of het een combinatie van hebberigheid en technische zelfoverschatting was of van nieuwsgierigheid en naïviteit maar ik had het idee dat ik de sluiter wel weer op orde zou krijgen. Dat er op de kast met fotospullen een bordje "50% korting" stond hielp natuurlijk ook mee.


De lens was een Carl Zeiss Jena Tessar 1:4,5 f = 16,5 cm uit 1927, de Compur-sluiter was een jaar ouder. Het was de vroege versie met een sluitertijdenknop nog bovenop met tijden van 1 tot 1/200e seconde. Bij latere modellen, na 1927, kon de sluitertijd ingesteld worden met een ring die rondom de sluiter zat. Dat was waarschijnlijk een nauwkeuriger en betrouwbaarder oplossing. In dit geval werkte de knop in ieder geval niet meer; bij elke instelling was de sluitertijd hetzelfde.
Op de sluiter zat ook nog een afgebrokkeld blokje bakeliet waarvan de functie mij niet helemaal duidelijk was. Misschien had het iets te maken met het ontbreken van de aansluiting voor een draadontspanner maar het was in ieder geval niet origineel.

Om er achter te komen waarom hij niet meer werkte moest de sluiter open. Dat betekende dat het objectief er af moest. Zowel het voor- als het achter-element was zonder speciaal gereedschap los te draaien.


Daarna moest de sluitertijdenknop los. Die zat vast met één schroefje, daaronder een paar ringetjes, de knop zelf, twee metalen schijfjes en een afdekplaatje. Het grootste metalen schijfje heeft een onregelmatige vorm en duwt bij het draaien een pennetje meer of minder opzij en bepaalt zo de vertragingsfactor van de sluiter.


Het handeltje om de sluiter te spannen zat vast met 3 kleine schroefjes en moest ook los. De frontplaat van de sluiter zat vast met drie verschillende schroeven; rechts een lange schroef, links, in de ontspanknop, een klein schroefje en daarboven een iets grotere waarmee ook de knop om tijd- balg en momentopname te selecteren op zijn plaats gehouden werd.

Hoewel de onderdelen van de sluitertijdenknop al redelijk roestig waren zag het binnenwerk er toch nog slechter uit dan ik had verwacht (of had gehoopt); vet, vuil en roestig. Even schoon borstelen was niet voldoende, er zat niet veel anders op dan alle onderdelen één voor één los te halen en schoon te maken.
Hoe de sluiter precies werkte wist ik niet dus ik heb alle onderdelen die ik los maakte uitgebreid gefotografeerd om later te kunnen zien hoe alles weer terug in elkaar gezet moet worden. Ik ben voorzichtig met de bovenste onderdelen begonnen en zo langzaam steeds verder gegaan.


De roestige onderdelen heb ik schoongemaakt met chroom-reiniger, daarmee verdween de meeste aanslag. Het voelt een beetje aan als Jif dus heeft het waarschijnlijk een licht schurende of polijstende werking. Dat betekende niet dat alles er weer als nieuw uit ging zien maar het was duidelijk een verbetering ten opzichte van de oorspronkelijke situatie.


Een paar onderdelen, zoals de veer, heb ik laten zitten omdat ik die zo ook schoon kon maken en ik wilde het mij niet onnodig ingewikkeld maken. De sluiterlamellen moesten nog schoon want daar zat ook roest en aanslag op. Deze lamellen zaten aan de achterkant van het frame waarop de rest van het mechaniek zat en het geheel werd op zijn plaats gehouden door vier schroefjes aan de achterkant van de behuizing.


Twee van de lamellen zaten vast met een schroef, de andere twee zaten los. Die kunnen er dus makkelijk uit vallen en dan is het even zoeken hoe ze over en onder elkaar geschoven moeten worden. Als ze niet goed zitten sluiten ze niet volledig en kunnen de lamellen beschadigen.
Onder de sluiter zat nog het diafragma, met dertien lamellen, maar dit hoefde gelukkig niet verder gedemonteerd te worden, een beetje borstelen was voldoende om alles weer soepel te laten bewegen.


Uiteindelijk lag de tafel vol met onderdelen en kon ik beginnen om alles weer terug in elkaar te zetten. Daarbij heb ik, aan de hand van de foto's, de omgekeerde volgorde aangehouden van de de demontage.
Toen alles weer in elkaar zat heb ik de sluiter gespannen en geprobeerd, eerst op 1 seconde, daarna een halve seconde en zo door tot 1/200e seconde. Wat er mis was weet ik nog steeds niet en hoe de sluiter precies werkt weet ik ook nog steeds niet helemaal, maar hij doet het weer.