zaterdag 31 december 2011

Kodak Baby Brownie

De naam Brownie werd door Kodak over het algemeen gebruikt voor zeer eenvoudige box-camera's gericht op een groot publiek. Daarom zijn ze uit technisch oogpunt niet bijzonder interessant. De lens is meestal een eenvoudige meniscus, de sluiter kent maar één tijd , er is één diafragma beschikbaar en er is een knop om de film te transporteren. Veel ingewikkelder werd het meestal niet. Toch zijn er miljoenen camera's met de naam Brownie geproduceerd, de eerste rond 1900 en de laatste in de jaren '80.

De eerste Brownie's waren van hout en karton, later van metaal. De Baby Brownie was de eerste camera van kunststof, in dit geval bakeliet. Dit maakte het mogelijk om camera's een andere dan de traditionele doos-vorm te geven. Al in de jaren '20 was Kodak samen gaan werken met de ontwerper Walter Dorwin Teague.
Hij heeft een aantal camera's ontworpen die door hun art-deco vormgeving een groter en breder publiek moesten aanspreken, de Baby Brownie is er één van. De bedoeling van Kodak was natuurlijk om meer camera's en daardoor meer films te verkopen. Tegenwoordig heet dat Design.


De Baby Brownie is ontworpen in 1934 en is een mooi afgerond bakelieten doosje met rond de lens een aantal verticale ribbels die rondom de camera doorlopen. De achterkant is enigszins gebogen om de ergste beperkingen van het lensje te compenseren. Bovenop het boxje zit een uitklapbaar raamzoekertje en een transportknop. De ontspanknop zit midden onder de lens. Op één film gaan 8 opnames van 6 x 4 cm.
In de Verenigde Staten werd de Baby Brownie geproduceerd tot 1941 en na de Tweede Wereldoorlog heeft de Engelse Kodak-fabriek deze camera ook nog een aantal jaren geproduceerd (1948-52). De Baby Brownie die ik gevonden had kwam uit Engeland. Het was de export-versie uit 1951 die als extra een knopje had om tijdopnames te maken.


Misschien is eind-december niet de meest geschikte tijd om deze camera te proberen. Box-camera's zijn vooral mooi weer camera's en de enige 127-film die nog te vinden is heeft een gevoeligheid van ISO 100. Met een vast diafragma 16 zijn de mogelijkheden dan beperkt. Daar staat tegenover dat de amateur uit 1951 het daar ook mee moest doen.

Het meest praktische aan de Baby Brownie is zijn formaat, je steekt hem makkelijk  in je jaszak als je even je handen vrij wilt hebben. Daarnaast heeft de camera ook een paar minder praktische kanten. De raamzoeker is niet nauwkeurig en geeft veel te weinig beeld. De ontspanknop zit op een onhandige plaats en de transportknop zit te dicht bij de zoeker.
Het voordeel van de mogelijkheid om een tijdopname te maken is ook maar beperkt omdat de camera geen statiefaansluiting heeft. Het valt niet mee om met één hand de camera stil op de rand van een bloembak te houden en met je andere hand de sluiter 15 seconden lang open te houden.


Het ontwikkelen van de film is ook een ervaring op zich. De drager van Efke-film is zo stug dat die maar met veel moeite in een ontwikkelspoel is te krijgen en te houden zonder de emulsie te beschadigen. De film krult heel sterk en bleek uiteindelijk ook niet helemaal strak door de camera te zijn gegaan. Aan de bovenkant is het kader van de negatieven gegolfd, daar heeft de film dus niet vlak gelegen. De scherpte is daar in ieder geval niet optimaal maar eigenlijk is ze dat nergens. Zoals gebruikelijk bij een meniscus-lens is het beeld eigenlijk alleen in het midden min of meer scherp. Het gebogen filmvlak compenseert de onscherpte naar de randen maar gedeeltelijk en in de hoeken is de scherpte ronduit slecht.


De Baby Brownie is dus geen praktische camera en een scherpe foto maken lijkt nauwelijks mogelijk. Toch zijn er ooit miljoenen van verkocht. Waarschijnlijk is het aantrekkelijke uiterlijk daarbij een belangrijke factor geweest. Wat dat betreft was het geen gek idee van Kodak om een ontwerper in te huren. Het resultaat is een leuk cameraatje voor op de plank, er mee fotograferen is eigenlijk zonde van de film.

zaterdag 27 augustus 2011

Lubitel 2


Er bestaan nogal wat vooroordelen ten opzichte van Russische camera's en de meeste zijn waar. Het uitgangspunt  was vaak "geleende" technologie die zich in het buitenland reeds bewezen had. De manier waarop deze werd toegepast was het beste te omschrijven als eigenzinnig. Eén voorbeeld daarvan is de Lubitel, gebaseerd op de Voigtländer Brillant uit de jaren '30.
Daar waar Voigtländer zich na de oorlog vooral concentreerde op de ontwikkeling van kleinbeeldcamera's werd er in Rusland nog stug verder gewerkt aan het concept van de 6x6 amateurcamera. Het verschil in benadering had misschien te maken met de tegengestelde economische systemen van dat moment maar een andere reden kan zijn dat een groot deel van de productiemiddelen als "herstelbetaling" naar de Sovjet-Unie was verdwenen.



De eerste Russische Voigtländer-variant verscheen in ieder geval in 1946 als Komsomolet, een eenvoudige pseudo-tweeoog-spiegelreflex, vooral bedoeld voor de jonge communisten. In 1949 volgde de Lubitel, door de koppeling van opname- en zoekerlens een eenvoudige maar echte tweeoog-spiegelreflex. In 1954 gevolgd door de Lubitel 2, een verbeterde versie met zelfontspanner en flitssynchronisatie. De Lubitel 2 bleef tot begin jaren '80 in productie, zijn opvolger, de Lubitel 166 met dezelfde techniek maar in een modernere behuizing, bleef zelfs tot midden jaren '90 in productie.

Lubitels zijn leuke en eenvoudige camera's om mee te werken. Door het grote negatiefformaat zien de foto's er al snel goed uit en over het algemeen zijn de camera's niet al te duur. Mijn Lubitel 2 uit de late jaren '60, inclusief lensdop en stugge kunstlederen tas met Lomo-logo, zag er nog goed uit en kostte €20. De sluiter en de zelfontspanner deden het nog prima maar na de eerste test leek de scherpstelling niet meer helemaal in orde.

De zoeker- en opnamelens zijn via een tandwieloverbrenging met elkaar gekoppeld. Deze tandwieloverbrenging kan soms een paar tandjes verschuiven. Hoe weet ik niet. Als ik het probeer lukt het me niet maar het gebeurt soms onverwacht als ik aan het scherpstellen ben. Misschien is het slijtage of het valt binnen de tolerantienormen van de Sovjet-industrie. Als het gebeurt zijn de beide lenzen niet meer nauwkeurig op elkaar afgestemd en kan je niet meer zorgvuldig scherpstellen.



Om de lenzen opnieuw te kalibreren moet de gekartelde ring om de opnamelens los, deze zit met 3 kleine schroefjes vast.



De ring rond de zoekerlens wordt met maar één schroefje op zijn plaats gehouden. Dit hoeft alleen los als de afstanden op de ring niet overeenkomen met het beeld op het matglas. Als het beeld op het matglas scherp is op oneindig en de afstandaanduiding geeft dat ook aan dan kan dit schroefje weer vast.



Om de scherpstelling van de opnamelens te kunnen controleren heb ik een "matglas" gemaakt van transparant papier en dit met plakband op de plaats van het filmvlak geplakt. Voor het gemak heb ik de achterwand los gehaald, die wordt maar door één los staafje op zijn plaats gehouden. Daarna de sluiter op B ingesteld en met een draadontspanner geopend en vastgezet. 



Het opname-objectief is een triplet met frontlensscherpstelling, door een beetje met deze lens te draaien wordt het beeld op het matglas scherp. Wanneer een onderwerp in de verte scherp is op het matglas en in de zoeker (op oneindig) dan staan de lenzen weer goed. Daarna heb ik de ring om de opnamelens weer op zijn plaats gezet zonder de lenzen ten opzichte van elkaar te draaien en voorzichtig de schroefjes  weer vastgedraaid. Toen de achterwand weer op zijn plaats zat was de camera klaar om te proberen.

De foto's waren scherp, in ieder geval in het midden van het beeld. Naar de randen toe werd de scherpte wat minder en ook het contrast nam af. Bovendien vertonen de hoeken wat lichtafval. Wat dat betreft is deze lens niet te vergelijken met andere lenzen met een Duitse oorsprong maar de foto's zien er wel lekker ouderwets uit.
Als je geen al te hoge eisen stelt en je een beetje geschikte onderwerpen uitzoekt dan kan je met een Lubitel voor een paar tientjes hele leuke foto's maken.



vrijdag 25 maart 2011

Brownie No 2 model C (1913)

Op zolder lag nog een Kodak Brownie No 2 (model C), die ooit, rond 1913, door mijn grootvader was gekocht toen hij in Amerika woonde. Het was op zich geen bijzondere camera; een zwarte kartonnen doos met een eenvoudige lens en sluiter. Maar deze camera was voor mijn opa wel het begin van een hobby die hij de rest van zijn leven met volle overgave zou beoefenen.


Niet iedere camera is ontworpen om goede foto's te maken. Veel Box-camera's, met name van Kodak, waren vooral bedoeld om veel films te verkopen. Onder de juiste omstandigheden kon er nog een redelijke foto uit komen maar de nadruk lag op eenvoud en bedieningsgemak. De consument moest vooral veel foto's maken. Bij Kodak werden deze eenvoudige en goedkope camera's verkocht als Brownie.

De eerste Brownie werd in 1900 door Kodak gemaakt, daarna volgden nog talloze varianten. De eerste jaren van karton, vanaf de jaren '30 van metaal en na de Tweede Wereldoorlog vooral van kunststof. Er zijn Brownie's gemaakt voor allerlei verschillende formaten rolfilm; 116, 117, 120, 124 en 127 en later 616 en 620, de door Kodak zelf geïntroduceerde varianten van 116 en 120 film die vooral bedoeld waren om meer eigen films te verkopen.

In de loop der jaren zijn er meer dan honderd verschillende modellen gemaakt en meestal in enorme aantallen, niet alleen in Rochester, de thuisbasis van Kodak, maar ook in fabrieken in Canada, Duitsland, Engeland en Frankrijk. In 1921 waren er alleen al van de No 2 meer dan 2,5 miljoen stuks verkocht. Wat dat betreft is de Brownie van mijn opa niet echt een zeldzame camera.


Ik had het idee dat deze Brownie al meer dan vijftig jaar niet gebruikt was dus voordat ik er een filmpje in deed wilde ik eerst alles nakijken en schoonmaken. De constructie van de camera was vrij eenvoudig; een koker van karton met daarin een plankje waar de lens in en de sluiter op zit. De frontplaat is een soort metalen deksel. Dit zat al los zodat de sluiter makkelijk te bereiken was.


Om de lens goed schoon te kunnen maken moest de sluiter open staan maar omdat deze qua constructie zo eenvoudig is heb ik het hele mechaniek, inclusief diafragma's en de blokkering voor tijdopnames, los geschroefd. Omdat het plankje toch al los zat heb ik dat er ook maar uit gehaald zodat ik makkelijker bij de lens en de zoekertjes kon.


De zoekertjes zaten allebei met een schroefje vast. De lens hoorde met een ringetje in een metalen buisje vast te zitten maar het ringetje zat los en de lens zat scheef. Het leek er op of er al eerder was geprobeerd hier iets aan te doen, maar zonder succes. Met een beetje gepruts en proberen lukte het om alles weer op zijn plaats te krijgen zonder de lens te beschadigen.


Ik heb de lens en de zoekertjes zo goed mogelijk schoon gemaakt voor ik het plankje met een beetje houtlijm weer vast op zijn plaats heb gezet. Alle metalen onderdelen zijn dun en voor zover ze verbogen waren heb ik ze weer zo recht mogelijk gemaakt, daarna alles op zijn plaats geschroefd waarna het tijd werd om een film in te leggen.

De lens heeft een brandpuntsafstand van 112 mm waardoor de camera iets langer is dan de gemiddelde box en de aanloopstrook van een normale 120 film iets te kort lijkt, maar dat viel mee. Bij de eerste testfilm kwamen wel twee andere problemen aan het licht; de sluiter bleef af en toe hangen en de achterwand sloot niet lichtdicht af. Dat is geen nieuw probleem want het is ook al zichtbaar op oude negatieven die mijn opa heeft gemaakt.

De inmiddels verdwenen zeepfabriek van T. P. Viruly & Co. te Gouda,
eind jaren '20 gefotografeerd met dezelfde camera.
Het probleem met de sluiter was opgelost nadat de tijdopnameblokkering iets rechter was gebogen. Het probleem van de lichtlekken heb ik opgelost door een maskertje van zwart papier om de achterkant van de filmhouder te doen. Omdat het rode venstertje grotendeels verdwenen was heb ik hier meteen een stukje rood filter in gezet zodat dit ook geen probleem meer was.


Voor zover te overzien komt het zoekerbeeld redelijk overeen met het uiteindelijke negatief maar de kleine zoekertjes zijn erg onduidelijk, vooral aan de rand, en het beeld is gespiegeld. Dat maakt het wat moeilijk via de zoeker goed te kaderen en de camera goed recht te houden. Maar omdat er verder weinig is om in te stellen kan je je daar volledig op concentreren.


De lens is een meniscus met als grootste diafragma f /16 en deze heeft alle lensfouten die bij dit eenvoudige ontwerp horen. Het contrast is laag, de scherpte in het midden is al wollig en naar de hoeken toe wordt het alleen maar erger. Buiten het midden worden punten vlekjes en de randen zijn gewoon onscherp. En dat terwijl het uiteindelijke beeld eerder 6x8 dan 6x9 cm is. Onderwerpen op een afstand van 3 tot 30 meter zijn min of meer scherp zolang ze in het midden van het beeld staan.


In de tijd dat de meeste foto's nog contactafdrukken waren was dit geen onaardige camera. Voor echte vergrotingen was de scherpte van de lens niet toereikend. Bij weinig licht was het helemaal behelpen, zeker met de laaggevoelige films van 100 jaar geleden, maar bij mooi weer kon je een leuk snap-shot maken.

donderdag 10 februari 2011

Voigtländer Brillant (1933)

De eerste Voigtländer Brillant uit 1932 was als camera wat moeilijk te plaatsen. Van een afstand leek het een twee-oogspiegelreflex maar dat was het zeker niet. De camera had weliswaar een grote reflexzoeker, een zogenaamde briljantzoeker, vandaar de naam, maar daar hield het mee op. Deze zoeker gaf geen enkel houvast bij het scherpstellen zoals dat bij een echte twee-oogspiegelreflex wel gebeurd.

Deze camera werkte met zone-scherpstelling, je kon de frontlens van het opnameobjectief in de stand Porträt, Gruppe of Landschaft zetten. De constructie van de camera was ook redelijk eenvoudig; metaalplaat bekleed met kunstleer. Wat dat betreft leek de camera meer op een veredelde box-camera. Maar voor een echte box lagen de ambities dan weer net iets te hoog.

Zelfs de eenvoudigste uitvoering was voorzien van een objectief met 3 elementen; een Voigtar 75 mm / 7,7 met drie diafragma's; 7,7, 11 en 22 en drie sluitertijden; B, 1/25e en 1/50e seconde. Daarbij had de Brillant een automatische opnameteller. Naast dit basismodel waren er ook nog versies met betere en lichtsterkere objectieven leverbaar; een Voigtar 1:6,3 en een Skopar 1:4,5, elk met een betere en uitgebreidere sluiter.

In 1937 werd het blikken camerahuis vervangen door een steviger en iets grotere versie van bakeliet. De duurste versie van deze Brillant V6 had een Skopar 1:3,5 in een Compur-Rapid sluiter. Een jaar later kwam de Brillant S op de markt met als duurste lens een Heliar 1:3,5  Veel belangrijker was dat de opnamelens was gekoppeld aan de zoekerlens, zo kon de afstand via een scherpstelcirkel in de zoeker nauwkeurig worden ingesteld. Uiteindelijk was de Reflex-Box uitgegroeid tot een volwaardige twee-oogspiegelreflexcamera.


Mijn Voigtländer Brillant was uit 1933 en van het eenvoudigste model. Hij zat in een gehavende en incomplete tas. Ook de camera zelf vertoonde sporen van een zwaar leven; roestig, vuil en gedeukt en loslatende bekleding. De verf was hier en daar weggesleten en de markeringen waren nog maar moeilijk te lezen. Met alleen afstoffen zou hij zijn oude glans niet terug krijgen maar mechanisch leek alles in orde.


De zoeker en de lens waren vuil en stoffig dus daar moest in ieder geval wat aan gedaan worden. De frontlens kon tussen twee blokkeringschroefjes heen en weer draaien, deze moesten los om de lens er af te kunnen schroeven. Deze lens heeft dubbel schroefdraad en moet later exact hetzelfde teruggeschroefd worden anders klopt de scherpte niet meer.



De frontplaat zit vast met drie schroefjes en daaronder zit een plaatje met de sluiter en de rest van de lens. Dit geheel zit vast met één schroefje dat alleen los is te draaien als het diafragma op 22 staat. Tussen de lens en het camerahuis zit een zwarte vilten ring.


Omdat alles het in principe deed heb ik met een kwastje voorzichtig al het vuil, stof en zand weggeveegd en met een paar wattenstaafjes alles zo schoon mogelijk gemaakt.
De zoekerlens kon ik met de hand losdraaien. De opening was groot genoeg om, weer met kwastje en wattenstaafjes en een beetje alcohol, de spiegel en de binnenkant van de zoeker schoon te maken.


Nadat ik de bekleding waar nodig met een beetje Bison-kit weer vastgeplakt had en alles nog eens goed schoon had gemaakt konden de lenzen en de sluiter weer terug op hun plaats. De blokkeringsschroefjes van de frontlens heb ik pas vastgezet nadat ik met een matglas gecontroleerd had of het beeld op het filmvlak scherp was.

Daarna was het tijd voor een testfilm. De achterwand gaat in twee delen open en in de onderkant zit een rood glaasje. Als de film is ingelegd en de camera is gesloten moet je de film doordraaien tot hier een 1 zichtbaar is. Aan de zijkant zit de echte filmteller die je met het knopje ernaast ook op 1 kan zetten. Dan kan je fotograferen.



Uiteindelijk bleek dit systeem niet helemaal nauwkeurig, een aantal negatieven overlapte elkaar. Ook de tweedelige achterwand was in de volle zon niet helemaal lichtdicht maar de meeste negatieven zagen er goed uit. Er zit geen blokkering voor dubbelopnames op de camera dus je moet op blijven letten. De sluiter hoeft niet voor elke opname opnieuw gespannen te worden zodat je dat niet kan vergeten en zolang je de belichting en de afstand goed hebt ingesteld kan er weinig mis gaan.


De lenzen hebben geen coating en zijn daardoor wat gevoeliger voor reflecties en tegenlicht. Het contrast is niet erg hoog en in de hoeken zijn de beelden wat onscherp en er is ook sprake van enig lichtafval. Maar het objectief tekent mooi ouderwets en dat levert af en toe hele leuke beelden op.



vrijdag 4 februari 2011

Zeiss Ikon Ikonta B (523/16)

Ik was een tijdje geleden op zoek naar een 6x6 balgcamera voor als ik geen zin of ruimte had om een tweeoogspiegelreflex in mijn tas te doen. Het liefst een Zeiss Ikon en bij voorkeur uit de jaren '50. Ik dacht aan een Nettar maar het werd een Ikonta. Het enige probleem was de sluiter die met name bij de lange tijden, vanaf 1/10e  seconde, niet zo nauwkeurig was. Een kwestie van schoonmaken volgens de verkoper en dat was een half uurtje werk zei hij. Ik vertrouwde de man en zo vaak had ik die lange sluitertijden niet nodig dacht ik.


De eerste Ikonta werd gemaakt in 1929, de laatste in 1956. Er waren nogal wat verschillende modellen leverbaar, zowel qua film- en opnameformaat en vaak met verschillende lens en sluitercombinaties. De Ikonta's waren goedkoper dan de meer geavanceerde Super-Ikonta's die van een meetzoeker waren voorzien maar duurder dan de Nettar's die vaak eenvoudiger lenzen en sluiters hadden. Ik had een Ikonta B (523/16) gekocht, uit 1954-56, met een 75 mm / 3.5 Novar-Anastigmat in een Prontor SV sluiter.


De Novar-Anastigmat is een triplet met frontlensscherpstelling. Deze frontlens kan bijna 360˚ draaien maar een klein schroefje voorkomt dat je deze lens helemaal los draait. Dat schroefje moest nu dus los. Het is handig om op te letten wanneer precies deze lens los komt want hij moet weer exact op dezelfde manier teruggeschroefd worden als je de scherpstelling niet opnieuw wilt kalibreren.


De sluiter zit achter de tweede lens dus deze moest ook los. Deze lens zit in een metalen ring die aan de binnenkant schroefdraad heeft en aan de buitenkant volledig glad is. Om er grip op te krijgen heb ik er een paar strookjes afplaktape omheen geplakt, net als op de frontplaat. Zo kon ik de lens voorzichtig met een waterpomptang los draaien zonder iets te beschadigen.


De sluiter wordt bij elkaar gehouden door een metalen schroefring met ronde uitsparingen die op zijn plaats gehouden wordt door een schroefje met een afgevlakte zijkant. Door dit schroefje te draaien kan de ring losgeschroefd worden.


Zo komt de frontplaat los, net als de sluitertijdenring die daar onder zit. Als deze los zijn kan je bij het mechanisme.


Onderin zit de zelfontspanner en deze zit min of meer los. Alleen een veertje houdt alles op zijn plaats. Op de zelfontspanner zit een los L-vormig metalen plaatje. Dit kan er allemaal voorzichtig uitgehaald worden, alles past precies.
Dit radarwerkje is ontworpen om zonder smering te functioneren, net als het vertragingsmechanisme van de sluiter. Als het niet meer goed werkt komt dat meestal doordat er in de loop der jaren stof en/of vet tussen is gekomen.
Ontvetten met aanstekerbenzine en daarna voorzichtig met een borsteltje schoonmaken is vaak voldoende.


Het vertragingsmechanisme zit rechtsboven. Dit zit vast met twee schroefjes; één kleine onderaan vlak bij de rand en een iets grotere die wat verder en dieper zit en die alleen te bereiken is als de sluiter gespannen is. Toen deze schroefjes los waren kon ook dit mechaniek in de aanstekerbenzine om schoongemaakt te worden.



Nadat alles schoon was kon het in omgekeerde volgorde weer terug. De frontlens heeft meervoudig schroefdraad dus dat was even prutsen om precies goed te krijgen. Met een matglas op het filmvlak heb ik de scherpte gecontroleerd en daarna, toen alles weer in elkaar zat voor de zekerheid ook nog een testfilm volgeschoten.


Bij elkaar duurde alles wel iets langer dan het halve uurtje waar de verkoper het over had maar de sluitertijden zijn nu weer betrouwbaar.