zondag 20 december 2015

Zeiss Ikon Contaflex III (863/24)


Toen in 1953 de nieuwe Contaflex van Zeiss Ikon werd geïntroduceerd was dat groot nieuws. In ieder geval voor de vakpers. Veel kleinbeeld reflexcamera's waren er nog niet en het feit dat Zeiss Ikon nu ook met zo'n camera op de markt kwam was het vermelden waard.
Alleen de voorbespreking in Focus (14 nov. 1953) was al een halve pagina waard. Dat was voor die tijd best veel want productinformatie nam maar een kleine plaats in binnen de kolommen van het blad. Toen de redactie de camera daadwerkelijk in handen had gehad en uitvoerig had getest werd er nog eens een hele pagina aan gewijd (6 maart 1954).

Waar de redactie zich vooral verbaasd over toonde was de keuze voor een vast objectief met centraalsluiter. De reeds bestaande reflexcamera's hadden gordijnsluiters en verwisselbare lenzen. Wat dat betreft koos Zeiss Ikon voor een heel eigen parcours. Dit was vooral een keuze voor betrouwbaarheid. De lens was de vertrouwde Tessar, in dit geval een 1:2.8 45 mm, de sluiter was de bekende Synchro-Compur met een snelste tijd van 1/500e seconde. Gordijnsluiters werden niet betrouwbaar genoeg bevonden voor de Contaflex al paste Zeiss Ikon die wel toe in de Contax meetzoekercamera's.

Eén van de pluspunten van de Contaflex was dat het spannen van de sluiter gekoppeld was aan het filmtransport, weliswaar nog met een draaiknop, maar wel een functie die in die tijd nog niet zo gebruikelijk was.
Daarnaast beschikte de camera over een heldere matglaszoeker die, dankzij een 'Vorwahl-Springblende', scherpstellen bij volle lensopening mogelijk maakte. Ook niet gebruikelijk in die tijd maar wel een eigenschap die de camera, volgens de redactie van Focus, uitermate geschikt maakte voor kleurenfotografie.

De sluiterconstructie was voor die tijd bijzonder geavanceerd. Scherpstellen gebeurde met open sluiter en volle lensopening. Bij het indrukken van de ontspanknop ging eerst de sluiter dicht, de spiegel klapte omhoog net als de hulpsluiter die de film afschermde tegen strooilicht, daarna sloot het diafragma tot de gekozen waarde waarna de sluiter de ingestelde belichtingstijd open ging.
Na de opname bleef de spiegel opgeklapt tot de film getransporteerd werd. Dan ging de hulpsluiter weer dicht, de spiegel omlaag en de sluiter en het diafragma weer open. Een vlugterug-spiegel was nog niet voorzien.
Op de redactie van Focus hadden ze de sluiter wel 50 keer achter elkaar af laten gaan en toen had men er wel vertrouwen in dat deze constructie lang mee zou gaan. Deze zelfde sluiter zou later ook in Hasselblad-objectieven worden toegepast.

Na de eerste Contaflex kwam aan het begin van 1955 de Contaflex II op de markt, een vrijwel identieke camera maar met een ingebouwde lichtmeter. Die lichtmeter was nog niet gekoppeld met de sluitertijden, het was gewoon een losse lichtmeter die onder de terugwikkelknop in het camerahuis was ingebouwd.
Deze eerste Contaflexen hadden een vast objectief met frontlens-scherpstelling. De sluiter en het diafragma bevonden zich in het midden van de lens. Het verwisselen van lenzen was dus niet mogelijk. Wel was er een 1.7 tele-converter leverbaar.


In 1957 kwamen de Contaflex III en IV op de markt, de eerste zonder en de tweede met lichtmeter. Hiervoor werd een nieuwe lens ontwikkeld, een 1:2.8 50 mm Tessar met afneembare frontlens. Scherpstellen gebeurde nu door de hele lens te verschuiven, optisch beter maar het maakte de constructie niet eenvoudiger. 
In plaats van de frontlens kon een 35 of 85 mm Pro-Tessar geplaatst worden waardoor de beeldhoek veranderde, beide met een lichtsterkte van 1:4. De Pro-Tessaren waren groot en zwaar, niet de meest elegante oplossing maar het was wel knap bedacht en optisch een hele prestatie. Later kwam daar nog een 115 mm Pro-Tessar bij, een klont glas met een frontlens van 67 mm waardoor de camera ruim vier ons zwaarder werd. Gewicht en ergonomie lijken niet de belangrijkste uitgangspunten te zijn geweest van de ingenieurs van Zeiss Ikon.


De ontwikkeling van de Contaflex ging nog een tijdje door, er kwamen modellen met sneltransport, gekoppelde lichtmeting, belichtingsautomaat en later zelfs door-de-lens lichtmeting. De camera's werden steeds gecompliceerder en de beperkingen van het systeem steeds duidelijker. De keuze in brandpunten was beperkt en de lichtsterkte van de objectieven bleef ver achter bij de concurrentie.
Inmiddels waren gordijnsluiters steeds betrouwbaarder geworden en was er een ruim aanbod van kleinbeeld reflexcamera's, vooral uit Japan, met een uitgebreid assortiment aan objectieven.


Ik had een Contaflex III gevonden op een rommelmarkt, met alleen de standaardlens. De camera zag er redelijk uit en alles leek ook nog goed te functioneren. Ik heb de buitenkant schoongemaakt en het glaswerk opgepoetst en er verder niet zo veel aan gedaan. Er zat nog wat vuil op de spiegel maar dat heb ik laten zitten. Ik wilde de camera niet meteen open schroeven, ik wilde er eerst mee fotograferen. De sluitertijden waren niet meer helemaal correct, tussen 1/3e en 2/3e stop te ruim dus daar heb ik bij het belichten rekening mee gehouden. Kleurenfilm er in en naar buiten.


Het scherpstellen ging wat moeizaam, voor mijn gevoel zaten de knoppen op de scherpstelring niet op de goede plaats. Later kwam ik in het boekje 'Tips für die Contaflex' van Prof. Dr. Josef Stüpfer een foto tegen waarop in beeld werd gebracht hoe je je vingers moet houden. Ik heb het geprobeerd maar het voelt niet natuurlijk. Misschien is het een kwestie van wennen. Er stond ook nog in hoe je de camera kon bedienen als je maar één hand had, misschien handig in het Duitsland van de jaren '50 ik heb het maar niet geprobeerd.
Midden in het matglas zit een instelwig, als het beeld doorloopt is het scherp. Daar omheen zit een cirkel gewoon matglas. De rest van het beeld is altijd scherp. Op zich valt hier heel goed mee te werken. De zoeker geeft bovendien redelijk nauwkeurig aan wat er in beeld komt.
Het is even wennen dat de spiegel niet meteen na de opname terug klapt maar omdat je na de opname toch de camera van je oog moet halen om de film door te draaien is dat niet zo'n probleem. Heel snel kan je toch niet werken met deze camera.


De meeste negatieven zagen er goed uit maar er waren een paar foto's zwaar overbelicht. Waarschijnlijk is de sluiter even blijven hangen na de opname. Ook hadden een aantal opnames last van een paar lichte strepen in beeld. Ik denk dat de spiegel met hulpsluiter ook niet meer helemaal lichtdicht is. In het Contaflex boekje stond ook nog dat er een speciale opening in het camerahuis zat om met een kwastje de spiegel schoon te maken. Het stof op de spiegel was schuimrubber, stukjes half vergaan schuimrubber. Ik ben bang dat deze camera toch nog een keer open moet om te kijken waar dat had moeten zitten.
De scherpte is prima en het contrast  is goed. Wat dat betreft doet de coating zijn werk. Alleen bij opnames tegen de zon in, met de zon in beeld, is er wel vaag een blauwe lichtvlek onder in beeld te zien.


De eerste modellen van de Contaflex waren geen slechte camera's. Ik denk zelfs dat de Contaflex I de beste kleinbeeld reflexcamera was die er in het begin van de jaren '50 te koop was. Degelijk en betrouwbaar en de camera zat ingenieus in elkaar. Het ontwerp was echter niet bijzonder innovatief en kende nogal wat beperkingen. Daardoor werd het verschil met de concurrentie die voor een fundamenteel ander ontwerp met gordijnsluiter had gekozen steeds groter. Terwijl de ingenieurs van Zeiss Ikon de camera's steeds ingewikkelder maakten om niet achterop te raken werden ze links en rechts ingehaald door steeds betere camera's met meer mogelijkheden, die prettiger in het gebruik waren en veel eenvoudiger van constructie en daardoor goedkoper.
Wat dat betreft is het wel bijzonder dat laatste Contaflex nog tot 1972 in productie is gebleven. Rendabel was dat natuurlijk al lang niet meer, maar het was wel knap dat de ingenieurs het zo lang hebben volgehouden.


 





Geen opmerkingen:

Een reactie posten