Posts tonen met het label Box. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Box. Alle posts tonen

dinsdag 19 juli 2016

Foka Box-camera (Balda Record, ca. 1933)



Hij was mij eerst niet opgevallen tussen twintig andere oude box-camera's maar toen ik hem voor de tweede keer in handen had zag ik in het kunstleer van de zijkant in grote letters Foka staan. Foka is al heel lang één van de bekendste fotozaken in Rotterdam. Mijn grootvader was er al klant, toen ik jong was kwam ik er met mijn vader en ik heb er zelf ook wel eens een camera gekocht. Alleen daarom mocht deze camera al mee naar huis.


Daarbij vond ik het ontwerp van de box ook nog wel apart. Ik kon mij niet herinneren ooit eerder een box in handen te hebben gehad waarbij de hele voorkant open kon klappen. Het 'scharnier' werd gevormd door de bekleding, een goedkope maar kwetsbare oplossing. Het hele front, een houten plankje waar de sluiter en de twee reflexzoekers op zaten en waar de kartonnen behuizing omheen gespijkerd was hing aan een half vergaan stukje stof.



Alleen het binnenwerk, de filmhouder, was van metaal. Daar was de lens, een eenvoudige meniscus, ook op gemonteerd. Op zich een aardige oplossing omdat het front daar niet helemaal spelingsvrij voor zat. Op deze manier bleef de afstand van lens tot het negatief in ieder geval constant. Het lensje had een brandpuntsafstand van 100 mm en het vaste diafragma was f/13.



Leuk detail was het kleine metalen sleuteltje dat los in een klemmetje boven de lens zat. Hiermee kon de film strak gespannen worden voordat de filmhouder in de camera werd gestoken. Op het sleuteltje de letters 'D.R.G.M.' wat stond voor 'Deutsches Reichs Gebrauchsmuster', een soort klein patent. Dat verklaart meteen waarom zo'n sleuteltje niet bij andere camera's voorkomt. Het alleenrecht op dit idee lag bij de Balda fabriek in Dresden


Balda richtte zich op de productie van eenvoudige en goedkope camera's voor de jeugd en beginnende amateur en was één van de eerste camerafabrieken die er geen probleem mee had om een andere dan de eigen naam op een camera te zetten als de klant daar om vroeg. De heer Albers van Foka was zo'n klant. Deze Foka Box is dus eigenlijk een Balda Record Box. Ook de Balda Poka en de Balda Poka II zijn als Foka Box verkocht, al dan niet voorzien van sportzoeker, maar dat waren iets praktischer modellen, van metaal en met een normale sluiting.

In De Maasbode van 29 maart 1932 stond een advertentie voor de 'Foka-rolfilmcam. 6x9 à f 2,95'. Het is niet helemaal duidelijk of dat dezelfde camera is als deze Foka box-camera, maar het zou kunnen. Opvallend is dat de winkel aan de Admiraliteitsstraat toen nog 'Fotohandel Victoria' heette.

Mijn Foka Box verkeerde in een niet al te beste conditie, de sluiter liep niet soepel meer af, de zoekers waren zowel van binnen als van buiten beslagen en één venstertje was kapot. Bovendien zat er aardig wat speling op het front. Schoonmaken kon alleen aan de buitenkant want het mechaniek en de zoekers zaten achter het karton vast gespijkerde karton en dat wilde ik graag heel houden. Het wat wankele voorstuk heb ik met een post-elastiek op zijn plaats gehouden want ik wilde in ieder geval één film proberen.


Dankzij het naspannen liep de film mooi vlak door de camera en een paar foto's waren nog redelijk gelukt, niet heel erg scherp en de ene helft van het negatief leek meer belicht dan de andere helft, maar de foto's waren redelijk. Een paar waren er bewogen, een paar overstraald door tegenlicht of overbelicht door een haperende sluiter.
Als ik de sluiter had kunnen schoonmaken zonder de buitenkant te beschadigen waren de foto's vast beter geweest, maar eigenlijk ging het in dit geval meer om het verhaal achter de camera dan om de prestaties. Een leuke box-camera met een (deels) Nederlandse achtergrond en dat verhaal zat vooral aan de buitenkant.




woensdag 30 september 2015

Glory Box-Camera 6x9 (Nefotaf, 1949)




De Glory Box-camera is een typisch voorbeeld van een Nederlandse camera uit de  jaren vlak na de Tweede Wereldoorlog. Vanuit een combinatie van inventiviteit, huisvlijt, Hollands-ondernemerschap en na-oorlogs optimisme ontstonden toen verschillende bedrijfjes die zich richtten op het produceren van eenvoudige box-camera's. Eén daarvan was Nefotaf uit Weert, de Nederlandse Fotografische Apparaten Fabriek. Het eerste 'fotografische apparaat' dat geproduceerd werd was de Glory Box, een box-camera  die in 1949 door Foka in Rotterdam op de markt gebracht werd.

Er was in de jaren na de bevrijding veel vraag naar (eenvoudige) camera's maar nauwelijks aanbod. Er heerste materiaalschaarste, er was gebrek aan deviezen en er golden importbeperkingen op luxe-goederen. Hier lagen mogelijkheden voor de Nederlandse industrie. Die mogelijkheden werden overigens snel minder toen de importrestricties weg vielen en het aanbod van goedkope, massaal geproduceerde box-camera's uit het buitenland weer op gang kwam. Begin jaren '50 was het snel afgelopen met de camera-productie in Nederland.

De firma Nefotaf werd in 1948 opgericht door de heren Vlijmen en Bartels en de Glory Box-Camera was de eerste en meest succesvolle camera die geproduceerd werd. Er werden zo'n 2500 exemplaren van gemaakt. Daarna werd de naam veranderd in Nefox omdat de naam Glory al in het buitenland in gebruik zou zijn voor een camera. Van de Nefox zouden nog circa 1000 exemplaren worden gemaakt voordat in 1950 de Nefox II op de markt kwam, een modernere versie van het oorspronkelijke ontwerp, waarvan zo'n 750 stuks werden gemaakt. Hier werden nog een aantal varianten van afgeleid; de Nefox Lux, de Fox en de Olympic, een speciaal met het oog op de Olympische Spelen van 1952 bedacht model. Het werd geen succes, de Spelen werden niet in Nederland gehouden maar in Helsinki. Nefotaf zou nog jaren bestaan als machine en apparaten fabriek maar er werden in Weert geen camera's meer geproduceerd.


De Glory Box was zoals gebruikelijk bij box-camera's vrij eenvoudig van constructie maar de zorgvuldige uitwerking van een aantal details gaf aan dat er meer dan gemiddelde aandacht aan het ontwerp was besteed.
De kern van de camera was een houten plankje met daarin de lens. Aan de voorkant zat de rotatiesluiter, de verschillende diafragma's en twee kleine reflex-zoekertjes. In het plankje twee statiefaansluitingen met Duitse draad. Het plankje gaf stevigheid aan het omhulsel van dun aluminium. De voorkant was afgedekt met een frontplaat met daarop groot de naam Glory in fraaie Art-Deco letters. Voor de lens zat een dun glaasje dat het inwendige moest beschermen tegen stof en vuil.
De diafragma-instelling werd weergegeven met drie in grootte verschillende cirkeltjes, geaccentueerd met witte verf, net als de letters M en T waarmee de sluiterinstellingen werden aangegeven.
De achterkant werd afgesloten met een deurtje waarlangs de metalen filmhouder in- en uitgenomen kon worden. Het rode film-venstertje was voorzien van een schuifje om lichtlekken te voorkomen. De filmhouder had geen twee maar vier rolletjes om de film langs te geleiden. Dat zag je zelfs niet bij de Box-Tengor van Zeiss.
De bekleding was van kunstleer waarin ter versiering enkele rechthoekige kaders waren gedrukt, achterop nog een keer de naam Glory in aangepaste letters in een scherp gepunte vierhoek. Op het leren draagriempje stond ook nog eens de naam Glory, weer in een ander lettertype. De naam Nefotaf kwam niet op de camera voor.
Het was in ieder geval duidelijk dat het niet de bedoeling geweest om de camera zo goedkoop mogelijk te produceren.


Het bleef natuurlijk een eenvoudige camera met een fixed-focus objectief van 105 mm. Voor de sluitertijden was er keuze uit Moment en Tijd, waarbij Moment een vrij constante 1/16e seconde was, in ieder geval bij mijn exemplaar. De drie diafragma's kwamen overeen met f/15, f/20 en f/37,5. Vrij klein, maar wel in verhouding met de lange sluitertijd. Die sluitertijd gaf bij het fotograferen uit de hand een redelijke kans op bewegingsonscherpte, de kleine diafragma's beloofden dan weer wel een flinke scherptediepte.

Met een 'snelle' film van 17 DIN (ISO 50) was de fotograaf uit 1949 aangewezen op mooi weer. Bij minder licht moest hij voor een goed belichte foto terugvallen op een tijdopname vanaf statief. Toen ik de camera probeerde was het aardig weer, wisselend bewolkt, en kwam ik redelijk uit met ISO 100-film.


Fotograferen met de Glory Box is als met alle box-camera's; compositie bepalen en afdrukken. De zoekers zijn klein maar nauwkeurig en door de kleine diafragma's is  de beeldkwaliteit goed. Naar de hoeken wat wazig, maar in het midden mooi scherp en briljant. Bij de grootste opening is het beeld scherp van 1,5 tot zo'n 10 meter, prima voor familie-kiekjes.
Onscherpte ontstaat vooral door de vrij lange sluitertijd. Zelfs als je er op let valt het niet mee om de camera 1/15e seconde stil te houden. Ik zou zelf voor een kortere sluitertijd en grotere diafragma's hebben gekozen. De optische scherpte was dan misschien iets minder geweest, de kans op bewogen foto's een stuk kleiner. Ik denk dat dat over het algemeen meer bruikbare negatieven had opgeleverd en de camera een stuk praktischer had gemaakt.





woensdag 28 mei 2014

Agfa Clack



De verschillen zijn klein maar er bestaan 2 versies van de Agfa Clack. De eerste versie heeft geen ingebouwd geelfilter en een brandpuntsafstand van 86 mm. De latere versie heeft wel een geelfilter en een iets andere lens, namelijk met een brandpuntsafstand van 90 mm. 
Waarom er in de latere versie een andere (betere?) lens zat is onduidelijk, in de praktijk valt het verschil nauwelijks op. Pas toen ik de twee camera's naast elkaar had staan zag ik dat de lens van de eerste versie zo'n 4 millimeter verder naar binnen stond.
Heel groot is het verschil in brandpunt ook niet, omgerekend naar kleinbeeld komt het overeen met respectievelijk 37 mm en 38,5 mm. Voor die tijd overigens wel redelijk groothoekig.

Op zich is de Agfa Clack een beetje een saaie camera. Het ontwerp mist elke vorm van elegantie en de techniek is nauwelijks verassend. Het meest frivole aan de camera is waarschijnlijk zijn naam. 
Maar het is wel een degelijke en betrouwbare box-camera, het ontwerp is goed doordacht, de bediening is overzichtelijk en de resultaten zijn acceptabel. Bovendien was de Clack redelijk geprijsd en dus bereikbaar voor een groot publiek. Er zijn er meer dan anderhalf miljoen van verkocht.
Ik heb ooit eens horen zeggen dat speciaal voor Nederland de Clack nog een jaar langer dan gepland in productie is gebleven. Het is dan ook een camera die je eerder vroeger dan later op een rommelmarkt tegen komt.
Ik had al een Agfa Clack liggen en die tweede had ik eigenlijk alleen gekocht omdat er een bijna vol rolletje in zat. Ik was vooral benieuwd of daar nog iets op stond.
Pas later ontdekte ik dat ik twee verschillende camera's had.

Het verschil tussen de eerste versie van de Agfa Clack (links) en de tweede versie.

De Agfa Clack kwam in 1954 op de markt en de camera bleef ruim 10 jaar in productie. Het was de opvolger van de hoekige metalen Synchro Box en één van de laatste succesvolle 120-boxcamera's voordat het grote publiek massaal op kleinbeeld overstapte.
Het binnenwerk van de camera bestond grotendeels uit kunststof, de buitenkant was van metaal. Dat blik was bekleed met een weinig overtuigende imitatie van reptielenleer, alles in het zwart. De lens was een enkelvoudige meniscus.
De achterwand en dus het filmvlak was gebogen, dat gaf de camera een minder massief uiterlijk maar was vooral bedoeld om de lensfouten en de lichtafval aan de randen van het negatief zo veel mogelijk te beperken.
Het mechaniek was eenvoudig, de sluiter kende twee instellingen; B en M voor respectievelijk tijd- (Bulb) en Momentopnames, ca. 1/30e seconde. In de gebruiksaanwijzing was sprake van 1/35e seconde. Misschien iets te nauwkeurig ten opzichte van de realiteit.  
Verder was er keuze uit 3 instellingen; een zonnetje (diafragma f/16), wolkjes (diafragma f/11) en een stand voor opnames tussen 1 en 3 meter. In het laatste geval draaide er een extra lensje voor de lens om 'close-up' opnames mogelijk te maken.


Op de eerste versie stond onder de lens de tekst 'AGFA CAMERA-WERK AG' met als onderschrift 'München Germany', dit was de versie met de 86 mm lens. De latere versie had alleen het opschrift 'MADE IN GERMANY' onder de lens, dat was dus met een brandpunt van 90 mm. Bij deze latere versie leek de zoeker een iets kleinere beeldhoek te hebben al was dat door de tonvormige vertekening moeilijk te beoordelen.
Het is opvallend dat bij de latere modellen in plaats van het kleinste diafragma een geelfilter was gemonteerd, en dat in een periode waarin de kleurenfilm langzaam populair werd. Daar was de doelgroep van de Clack duidelijk nog niet aan toe. 


Voor het fotograferen met een Agfa Clack zijn twee dingen nodig; mooi weer en een vaste hand. In de jaren 50 was een film van ISO 50 gebruikelijk. De Isopan ISS met een gevoeligheid van 21 DIN (ISO 100) werd beschouwd als hooggevoelig. In  zonlicht is dat meer dan voldoende. Bij weinig licht kan een film van ISO 400 dan weer net genoeg ruimte geven om nog te kunnen fotograferen maar dan moet het rolletje wel vol bij dezelfde lichtomstandigheden.
Voor de Agfa Clack was een bijpassende flitser leverbaar, de Clibo, die ook op de Agfa Click paste. Uiteraard werkte die met losse lampjes. Met een richtgetal van 50 bij ISO 100 gaven deze meer dan voldoende licht om een sombere jaren-50 huiskamer tot in alle hoeken uit te lichten.
Een goed electronenflitsapparaat kostte in die tijd het 10-voudige van de camera en pastte dan ook nog eens niet op de geheel eigen flitsaansluiting van de Clack. Ook dat was duidelijk een andere doelgroep.


Mijn eerste foto's met de Agfa Clack waren overbelicht en bewogen. Dat kwam vooral door een twijfelende sluiter. In de loop der jaren was het mechaniek wat vuil geworden waardoor de belichtingstijd niet meer constant maar wel altijd meer dan voldoende was. De ring om de lens zat met één schroefje vast dus het was niet zo ingewikkeld om bij de sluiter te komen. Het schoonmaken was dan ook geen probleem.


De twee verschillende lenzen.

Gelijk de andere Clack ook maar even nagekeken zodat ik beide camera's met elkaar kon vergelijken. Met de lensjes los op tafel was duidelijk te zien dat ze op verschillende hoogte gemonteerd waren. Het werd tijd voor een tweede test, nu met twee camera's.

Als eerste viel op dat de negatieven uit de tweede versie minder dekking hadden.
Die waren dus wat krapper belicht. Het verschil in brandpunt was te klein om zo'n grote invloed op de belichting te hebben dus was de belichtingstijd korter. Ik weet niet of dat zo oorspronkelijk bedoeld was of dat het door ouderdom kwam. Ik had het idee dat het veertje dat de sluiter liet bewegen wat minder krachtig was. De kortere sluitertijd maakte de kans op bewegingsonscherpte in ieder geval wel minder.
Verder was er een verschil in scherpte maar ook dat was niet te herleiden tot een verschil in constructie. In de oudere Clack was de veer die de nog niet belichte film op zijn plaats moest houden een beetje verbogen en zat vast geklemd tegen het bakeliet. Daardoor had de film teveel speling en liep dus niet mooi strak door de camera. De beelden van de tweede versie Agfa Clack waren over het algemeen dus scherper.

Foto gemaakt met de eerste versie Agfa Clack.

Foto gemaakt met de tweede versie Agfa Clack.

Als de ene lens al beter was dan de andere, dan viel dat na deze test moeilijk te beoordelen, de individuele verschillen tussen de twee camera's hadden daarvoor een te grote invloed op de beeldkwaliteit. Het leek er wel op dat de oude lens iets contrastrijker was. De nieuwere lens had meer last van lichtafval, het midden was in verhouding lichter, de hoeken donkerder.
De optische prestaties van het objectief waren sowieso maar redelijk. Het midden tekende nog wel aardig scherp maar naar de hoeken werd dat snel een stuk minder. Wat dat betreft was het gebogen filmvlak niet toereikend. Het veroorzaakte wel een sterke tonvormige vertekening. Dat was bij normale foto's geen probleem maar bij een onderwerp met horizontale lijnen was het storend aanwezig.
Qua optiek was de Agfa Clack dus geen bijzondere camera. Ook de close-up stand gaf geen indrukwekkende aanvulling. Het leek een aardige optie om het scherptegebied te vergroten en de scherpte scheen ook wel iets dichterbij te komen maar dat kwam vooral omdat de achtergrond duidelijk onscherper werd. Het totale beeld werd vlakker en minder briljant. Dat was met een hoger contrast wel weer te corrigeren maar ik had niet het idee dat het beeld echt scherper werd.

Het verschil tussen een opname zonder (links) en met close-up instelling.

Het filmpje dat nog in de camera zat was Kodak Gold 400. Te nieuw voor leuke oude foto's, te oud voor een fatsoenlijk beeld. Na het ontwikkelen bleek de film flink gesluierd. De eerste foto was een dubbelopname, de tweede foto was bewogen. De rest van de beelden werd ontsierd door onscherpte en kleurvlekken.

Voor de jaren 50, toen veel foto's nog contactafdrukken waren, was de Agfa Clack een redelijke camera. Op een klein formaat vielen de beperkingen niet zo op. Het is nog steeds leuk om met een meer dan vijftig jaar oude camera foto's te maken ook al zijn de mogelijkheden van die camera beperkt. Het is nog leuker als die foto's dan ook nog min of meer voldoen aan de verwachtingen.
Dat is dan vooral afhankelijk van de individuele camera. Veel verschil tussen de eerste en tweede versie Agfa Clack is er volgens mij niet. De grootste verschillen worden bepaald door de mate waarin de techniek de afgelopen 50 jaar heeft doorstaan.
Als een Agfa Clack het nog doet is het een ongecompliceerde en degelijke box-camera. Degelijk maar misschien een beetje te braaf. De spanning was er na een paar rolletjes wel af. Dat lag niet aan de resultaten, die waren goed, of in ieder geval zoals verwacht. De Agfa Clack is gewoon een tikkeltje te saai.




















dinsdag 30 juli 2013

Kodak Six-20 'Brownie' D




Soms kom je op een rommelmarkt een camera tegen waar nog een film in zit. Nieuwsgierigheid wint het dan wel eens van rationeel denken. Dat was het geval bij deze Kodak Six-20 'Brownie' D. Een leuke maar verder niet erg interessante boxcamera, gewoon één van de vele Kodak boxcamera's uit de jaren '50 zonder veel instelmogelijkheden en eigenlijk iets te duur. Maar er zat nog een film in en dus heb ik hem toch maar gekocht.


De 'Brownie' D kwam uit de Engelse Kodak fabriek, was uitsluitend geschikt voor de nu wat onhandige 620-film en werd gemaakt van 1946 tot 1957. De camera had twee tijdinstellingen, Instant en Bulb, maar geen statiefaansluiting. Als extra was er wel een close-up lensje ingebouwd voor portretten tussen 3 en 6 feet.
Eigenlijk was de 'Brownie' E uit dezelfde tijd interessanter, die had wel een statiefaansluiting, twee zelfs, en naast de portretlens ook nog een ingebouwd geelfilter. Dat gaf iets meer mogelijkheden. Ik had er al jaren één liggen, stukje familie-geschiedenis, maar nog nooit mee gefotografeerd vanwege het onhandige gedoe om 120-film op 620-spoel te wikkelen.
Ik had ook een 'Brownie' F, een speciale uitvoering van de E in beige en bruin met goudkleurige accenten speciaal voor dames. En ik had al een 'Brownie' C, de eenvoudigste variant uit deze serie, zonder portretinstelling. Ook ooit gekocht omdat er een film in zat maar dat had niets opgeleverd.
Een A en B zijn nooit gemaakt dus ik had de serie min of meer compleet. Al zou de echte verzamelaar nog door kunnen gaan met de verschillende varianten met metalen of plastic transportknop, verticale of horizontale strepen op het front en versies met en zonder flitscontact.


Uiteindelijk ging het mij om de film die in de 'Brownie' D zat, een rolletje Agfa Isopan ISS, waarschijnlijk uit de jaren '60. De teller stond op 7 dus er was een redelijke kans dat er iets op stond. Nadat ik de film er uit gehaald had heb ik de camera afgestoft, een dood insect tussen de sluiter vandaan gehaald en de lensjes schoongemaakt. Heel ingewikkeld was dat allemaal niet, de voorkant zat als een soort deksel klemvast op de box, daaronder zat een zeer eenvoudig mechaniek.


Voor de aardigheid heb ik zelf ook nog even een film volgeschoten. Ik had nog een rolletje Verichrome Pan op 620-spoel liggen, goed tot mei 1964. Het was mooi weer dus het leek mij wel een geschikt moment om dat te gebruiken.
Het fotograferen ging aanvankelijk probleemloos maar  bij opname 7 sprong de achterwand opeens open. Toen was het filmpje vol. De sluiting was een metalen klemmetje waarvan de uiteinden omhoog staken. Deze konden dus makkelijk ergens achter blijven haken. Niet meteen het meest betrouwbare systeem.


Toen ik de films ging ontwikkelen waren mijn verwachtingen niet meer zo hoog gespannen. Het inspoelen van de films ging ook niet heel erg soepel. De drager was een stuk dunner en flexibeler dan moderne films. Bovendien hadden de films meer zo'n vijftig jaar opgerold gezeten en hadden ze wat moeite met de nieuwe vorm waar ze opeens in gedwongen werden. Met wat gepruts is het uiteindelijk gelukt om beide films netjes in de ontwikkeltank te krijgen. Daarna 12 minuten ontwikkeld in X-tol 1+1 van 24º C. De ontwikkeltijd was een beetje een gok, langer dan gebruikelijk. Ik had gehoopt dat ik daarmee de teruggelopen gevoeligheid van de film kon compenseren. Dat was maar gedeeltelijk gelukt. De negatieven waren nog vrij dun maar er stond in ieder geval wat op.



De Agfa film had het meeste te lijden gehad van de geschiedenis, misschien omdat de film al belicht was. Een flinke sluier, vlekken en krassen en de vier belichtte beelden waren dun en allen bewogen. Een vage herinnering aan een dagje Madurodam en Scheveningen.


De Verichrome Pan was er wat beter vanaf gekomen, ook hier was sprake van een stevige sluier maar deze was niet vlekkerig. De negatieven vertoonden ook meer contrast, in ieder geval de eerste vijf, de rest was onbruikbaar door de openspringende achterwand. Misschien hadden de negatieven iets ruimer belicht mogen worden maar die mogelijkheid zat niet op deze box.
Helemaal scherp waren de foto's niet, zelfs het midden had iets wolligs en naar de randen toe werd dat niet beter. Maar dat hoort een beetje bij een eenvoudige meniscus lens, net als lichtafval in de hoeken. Bij de opnames met de close-up lens werden die eigenschappen nog eens versterkt. Nog minder scherpte naar de randen en nog donkerder hoeken. Dat neemt niet weg dat het een handige optie is want zonder dit lensje ligt de 'scherpte' redelijk ver weg, op een meter of tien. Met portretlens is dat rond anderhalve meter.
Op een contactafdruk valt dat allemaal niet zo op en dat was in de jaren '50 de meest voor de hand liggende manier van afdrukken, een afdruk van 10x15 cm werd toen een vergroting genoemd. Misschien ben ik wel te kritisch.
Het is jammer dat de zoekers niet wat nauwkeuriger zijn, er komt nu nog flink wat beeld bij op het negatief maar niet aan alle kanten evenveel. En de achterwand is ook niet helemaal lichtdicht.




Alles bij elkaar is de Kodak Six-20 'Brownie' D een aardige maar geen bijzondere camera, hij ziet er leuk uit maar presteert maar matig. De film die er in zat leverde ook niet echt een verassing op. Het positieve is dat de Verichrome Pan nog heel aardige negatieven heeft opgeleverd, beter dan ik verwacht had van een vijftig jaar oude film.


vrijdag 21 juni 2013

Zeiss Ikon Box-Tengor 56/2




Een betere boxcamera dan de Box-Tengor van Zeiss Ikon ben ik nog niet tegengekomen. Fotograferen met een box is fotograferen met beperkingen en dat geldt net zo goed voor de Box-Tengor, ook al heeft deze iets meer mogelijkheden dan gemiddeld, het blijft een box. Maar wel een box die zich onderscheidt door een opvallend goede lens, de Goerz Frontar.

De Frontar is een objectief dat bestaat uit twee delen, een positieve lens van kroonglas en daaraan vastgekit een negatieve lens van flintglas. Beide lenzen zijn zo geslepen dat zij een groot deel van elkaars fouten corrigeren. Niet alle lensfouten worden op deze manier optimaal gecorrigeerd maar door het in verhouding kleine diafragma van F11 zijn de meeste niet meer storend. Het diafragma zit bovendien een stukje achter de lens zodat storende reflecties de film niet kunnen bereiken. Dit alles maakt dat foto's gemaakt met de Box-Tengor nog redelijk scherp en brilliant zijn, zeker ten opzichte van foto's met andere box-camera's die het vaak met een eenvoudige ongecorrigeerde meniscuslens moeten doen.

In het midden van de jaren '20 bestond de camera-industrie in Duitsland uit talrijke, meestal kleine, fabriekjes die elkaar met een breed assortiment camera's beconcurreerden. In 1926  fuseerden 4 camerafabrikanten, zelf vaak ook al het resultaat van een fusie, met de lenzenfabrikant Carl Zeiss tot Zeiss Ikon. Het doel was om zo een sterkere marktpositie te creëren, onderlinge concurrentie te voorkomen en voor Carl Zeiss een vaste afzetmarkt te garanderen. Dat laatste lukte maar de verschillende onderdelen bleven elkaar binnen het concern met hun eigen assortiment beconcurreren, voortaan onder dezelfde naam, en nu ook met dezelfde lenzen. Carl Zeiss had in het geheel een meerderheidsaandeel van 53% zodat al het glaswerk voortaan uit Jena kwam.



Eén van de onderdelen van Zeiss Ikon was C.P. Goerz uit Berlijn, aanvankelijk vooral producent van optische apparatuur waaronder verrekijkers, periscopen, richtapparatuur en afstandsmeters. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was het bedrijf 's werelds grootste producent van militaire optische apparatuur. Na de oorlog legde het bedrijf zich noodgedwongen toe op de productie van rekenmachines en cylindersloten maar ook camera's  en projectoren.
In 1925 bracht Goerz de eerste Box-Tengor op de markt, een vrij eenvoudige box met 3 diafragma's. De rijke achtergrond in de optiek was terug te vinden in het ontwerp van de lens, de Hahn Goerz Frontar. Na de fusie verdween de naam Hahn van de camera, maar de naam Goerz bleef gehandhaafd. Ook op de nieuw berekende Frontar van de Box-Tengor 56/2 uit 1948. Maar ook die kwam nog steeds uit dezelfde fabriek in Berlijn.

De eerste Box-Tengor van Zeiss Ikon (modelnr. 756) was een licht gewijzigde Goerz, technisch vrijwel identiek. De tweede wijziging kwam in 1928 en was ook vooral cosmetisch, de twee matglaszoekertjes die eerst linksboven onder elkaar zaten kwamen links en rechts in de frontplaat te zitten waardoor de camera mooi symmetrisch werd. Bovendien was de afdekplaat van de sluiter nu spiegelend. Dat had verder geen bijzondere functie maar bleef tot het einde van de serie wel een mooi handelsmerk. Het modelnummer werd gewijzigd in 54/2, waarbij de 2 stond voor 6x9 cm op 120 film. In de loop van de jaren '30 werd ook een aantal varianten voor verschillende andere filmformaten gemaakt.

In 1934 volgde een ingrijpender modelwijziging, de camera kreeg een hoekige metalen frontplaat. Naast 3 diafragma's kon er nu ook uit  3 afstanden gekozen worden, 1-2 meter, 2-8 meter of van 8 meter tot oneindig. Hierbij werd er een extra lensje achter de Frontar gedraaid. De matglaszoekers hadden plaats gemaakt voor brilliantzoekers.
In 1938 werd de camera opnieuw gewijzigd, de sierplaat op het front bestond voortaan uit drie cirkels, de ontspanknop verhuisde naar een plaatsje bovenop de camera en de camera was voorzien van een dubbelopnameblokkering. Deze camera met typeaanduiding 55/2 bleef, met onderbreking, tot 1948 in productie. 
In dat jaar verscheen de laatste variant van de Box-Tengor, de 56/2. Deze was voorzien van een opnieuw berekende Frontar, nu met een lichtsterkte van F9 in plaats van F11 en voorzien van een enkelvoudige coating. De ontspanknop was weer terug aan de zijkant en de camera had nu ook een flitscontact. De Box-Tengor 56/2 was de laatste en meest complete box-camera van Zeiss Ikon en zou tot 1956 in productie blijven.



De constructie was eenvoudig maar doeltreffend, de hele camera was van dun blik dat zijn stevigheid ontleende aan de manier waarop de verschillende onderdelen in elkaar waren gevouwen. Alleen de frontplaat met lens zat met 2 schroefjes vast. De buitenkant was bekleed met kunstleer. Al het mechaniek zat achter het front en was zo eenvoudig van constructie dat er zelden iets kapot kon gaan, onderdelen vervangen was sowieso bijna onmogelijk omdat alles vastgeklonken of gevouwen was. Het enige onderhoud dat je aan deze camera kon plegen was afstoffen en oppoetsen.
Om  een film in te leggen hoefde alleen de doosvormige achterkant losgehaald te worden. Deze bleef dan met het riempje met de rest van de camera verbonden.



Fotograferen met de Box-Tengor is niet moeilijk, de zoekers zijn helder en overzichtelijk als je er recht en vanaf de juiste afstand in kijkt, het beeld is wel gespiegeld. Verder moet je alleen de afstand en het diafragma instellen.
Bij de gebruiksaanwijzing zat nog een los briefje met een belichtingsadvies, 'Voor de meeste foto's buiten en met goed weer gebruikt U 
diafragma 11,
 bij zeer fel zonlicht ook diafragma 16. Is het weer triestig en is het dus wat donkerder, dan zult U met diafragma 9 goede resultaten verkrijgen'
Dat was uit de tijd dat een film van ISO 100 al als zeer gevoelig gold.



Voor mijn testfoto's heb ik FP4 van Ilford gebruikt en af een toe een geelfilter om de wolken wat beter uit te laten komen. De scherpte van de meeste negatieven is goed, alleen aan de uiterste randen wordt alles wat minder en in de hoeken is er sprake van enige lichtafval. De foto's waarbij de ingebouwde extra lensjes gebruikt werden, voor onderwerpen dichterbij, zijn in het midden nog mooi scherp maar naar de randen toe wordt alles al snel wat wollig.
Met niet teveel tegenlicht hebben de negatieven een mooi contrast en er is nergens sprake van storende vertekening. Een paar negatieven vertonen een beetje bewegingsonscherpte, een vaste sluitertijd van 1/30e seconde is eigenlijk net iets te lang om probleemloos uit de hand te fotograferen. 

Het is altijd leuk als je met een camera met zo weinig mogelijkheden toch nog een geslaagde foto weet te maken. Dat lukt alleen als de omstandigheden een beetje meewerken en redelijk constant zijn, anders is een camera met meer mogelijkheden beter op zijn plaats. Maar bij goed weer kan je best een paar mooie foto's maken met een boxcamera, en zeker met de Box-Tengor.